90
het landsgebied verdedigt tegen vreemd geweld, hier in Indië ver
keert de krijgsmacht in heel wat slechter conditie. Hier geen reserves
van grootendeels geoefende soldaten, geen toewijding vau landskinderen,
die een nationale zaak verdedigen, geen volk dat a is met het leger.
Onze reserves bestaan niet, zij moeten nog worden geschapen op 't
oogeublik, dat wij ze noodig hebben Vrijwillig moeten ongeoefendeu zich
komen aanmelden om te worden opgenomen in onze gelederen. Die
vrijwilligers moeten komen uit eene maatschappij, die andere belangen
beeft dan de onze, al zijn onze belangen in hoofdzaak één met de
hunne. Van die ongeoefende inlandsche vrijwilligers moeten wij in
den kortst mogelijkeu tijd dan ook niet alleen soldaten makeD, maar
ook soldaten, die met ons, voor ons in den dood willen gaan. Zij
zullen moeten vechten niet ter verdediging van nationale belangen,
maar als goede soldaten, die gehoorzaam zijn aan hunne meerderen
trouwe aanhankelijkheid zal heu moeten doen volgen, waar hunne
aanvoerders vóórgaan.
Of het Indisch leger niet in nog slechter coniitie verkeert dan b.v.
het Nederlandsche, wanneer beide geroepen worden om het grond
gebied van den Staat te verdedigen
Hadden wij dan ook, ais in 'c moederland, een vijand te verwachten,
die ons in enkele dagen met overmacht op het lijf kon vallen, dan
zou er voor ons geen sprake van kunnen zijn om met ontoereikende
krachten het uur van gevaar af te wachten. Doch gelukkig verkeeren
wij in dit opzicht in bijzonder gunstige conditiën. Eene ernstige
poging tot vermeestering van onze Aziatische bezittingen, althans van
de hoofddeelen daarvan, is, zonder dat wij eenige maanden van te
voren het gevaar hebben zien aankomen, niet denkbaar. Die weinige
maanden, waarover wij ter voorbereiding voor een ernstigen strijd
kunnen beschikken, moeten ons voldoende zijn. Daarvoor is het
noodig, dat onze organisatie ten volle rekening houdt met de nood
zakelijkheid om in korten tijd het leger krachtdadig te versterken
met elementen, die nog volledig geoefend moeten worden. Dat wij
thans zoo ver nog lang niet zijn, zal wel niemand bestrijden.
Als men eenige duizenden strijders in 't veld wil brengen, dan
heeft men daarenboven nog vele honderden noodig aan wie, als non
combattanten, uitsluitend de taak ten deel valt het strijdbare deel van