96 doch moesten ook twee compieën mariniers bij het leger worden ingedeeld. Het spreekt vanzelf, dat bovendien talrijke overplaatsingen van valide manschappen der niet aan de expeditie deelnemende troepen- afdeelingen noodig waren. De buitengewone suppletie uit Nederland was deels ongeoefend en anderdeels natuurlijk niet geoefend voor den strijd tegen een inlandschen vijand, ook de compagnieën mariniers verkeerden in dit geval. Als men verder nagaat, dat alleen voor de infanterie 80 officieren van het Ned leger bij het Ind. moesten worden gedetacheerd en dat vele dier officieren onmiddellijk of kort na aankomst naar het oorlogsterrein werden gezonden, dan zal men wel toegeven, dat de samenhang van de bataljons nog al wat te wenschen overliet. Trouwens het Ind. leger was voor een zoo groote overzeesche expeditie beslist te zwak. Nadat de regeeringscommissaris tevens opperbevelhebber de voor de expeditie bestemde macht had verminderd met één halfbataljon van het leger en 1 2 half bataljon barisans, was de sterkte dier troepenmacht nog 11 halve-bataljons infanterie, 1 halfbataljon barisans en twee detachementen, één van het legioen van Mangkoe Negoro en één van dat van Pakoe Alarn. In totaal telde de infanterie 208 Eur. en 25 inl. officieren, 3125 Eur., 280 Afr., 160 Amb. en 2539 inl. of 6354 minderen. De geheele expeditionnaire macht was sterk: 333 officieren, 4111 Eur., 230 Afr., 460 Amb. en 3053 inl., totaal 7854 minderen. Tijdens de expeditie (tot 25 April '74) moest nog, om de geleden verliezen eeoigszins aan te vullen, aan versterking worden gezonden 55 officieren en 1553 minderen. Op het oorlogsterrein bleven, na het einde van den veldtocht, 128 officieren en 3151 minderen achter. Het geheele leger telde 1 Januari 1873 (toen dus reeds bekend was, dat binnen kort een expeditie naar Atjeh moest vertrekken) 11696 Eur., 548 Afr, 848 Amb., 13354 inl., totaal 26446 minderen en de Infanterie 7581 Eur., 524 Afr., 759 Amb., 11537 inl., totaal 20401 minderen. Dat in de latere jaren van den Atjehoorlog de organisatie van het leger nog meermalen in gebreke bleef en de legersterkte aanhoudend moest worden opgevoerd, is bekend. Men denke aan het tjjdperk van Generaal Pel, toen de troepen te velde met half afgerichte man-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 114