102 met alle daarop van invloed zijüde factoren rekening te houden. Daarvan in alle onderdeelen rekenschap te geven is, zonder te vervallen in ongewenschte uitvoerigheid, niet wel mogelijk. Uit het geheele samenstel zal moeten blijken in hoeverre het mij gelukt is de theorie in practijk om te zetten. Laat ik beginnen, om systematisch te werk te gaan, met eene korte beschouwing over de onderlinge verhouding der elementen, waaruit onze inianterie zal moeten worden opgebouwd. Getrouw aan de vroeger in dit tijdschrift gegeven beschouwingen, onderscheid ik slechts drie elementen, nl. het Europeesche, het Ambomeesche en en het inlandsche. Het Europeesche element is het kostbaarste en tevens het moeielijkst aan te vullen. Daar tegenover staat, dat het zeer zeker in een leger, dat de belangen van het moederland in de overzeesche bezittingen heeft te handhaven, het slechtst kan worden gemist. Is het om begrijpelijke redenen gewenscht, dat dit element geheel uit landskinderen bestaat, waar het niet mogelijk is het mini mum aantal benoodigde Europeanen geheel te doen bestaan uit vrij willigers in het moederland of in de koloniën aangeworven, daar moet wel het ontbrekende met Europeanen van vreemde nationaliteit worden aangevuld. Om de hieraan verbonden bezwaren niet te zwaar te doen wegen, zou ik bepaald wenschen te zien dat hoogstens 15 pCt. der Europeanen niet-Nederlanders zullen mogen zijn en daarvan niet meer dan de helft van éénzelfde nationaliteit. Yan de inheemsche elementen treedt het Amboineesche op den voorgrond door de eigen aardige plaats, die het ten allen tijde in het leger heeft ingenomen. Zeer gezien om vele militaire deugden, moest het tevens dienen als tegenwicht tegen de andere inlandsche elementen, hoofdzakelijk het Javaansche, die in het leger onevenredig sterk vertegenwoordigd waren. Yandaar een bevoorrechting van de Amboineezen boven alle andere niet-Europeanen, zoodat zij tijdens hun verblijf in het leger in bijna alle opzichten dezelfde rechten hebben ais de Europeanen. Deze door tijd en geschiedenis geheiligde rechten thans te willen verkorten, ware zeer onverstandig, te meer daar gebleken is, dat, over 't algemeen, het A mboineesche element de zeer bijzondere plaats, die het in het leger inneemt, niet onwaardig is. Hoewel belangrijk goedkooper dan het Europeesche, is de bijzondere bevoorrechting

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 120