104 te nemeD, opdat de verhouding ook in abnormale omstandigheden zoo gunstig mogelijk blijve. Ik reken, dat een leger van ongeveer 45000 man voldoende is voor de taak, die het normaal is opgedragen, en tevens voldoende om, bij tijdig genomen maatregelen, te dienen als basis van het leger, dat noodig zal zijn om een buiteulandschen vijand te keeren. Het maximum aantal Europeanen, dat voor het leger beschikbaar is, waarbij dus nog geregelde aanvulling mogelijk is, kan gesteld worden op ongeveer 16000, een sterkte, die ultimo 1897 ongeveer bereikt werd met 15891 Europeanen. Daarvoor zou dan, bij den bestaanden toestand, ongeveer 2400 man jaarlijksche aanvulling noodig zijn. Het maximum aantal Amboineezen, dat geregeld kan worden aan gevuld, stel ik op ongeveer 4000 man, welk aantal mede ultimo 1897 met 3934 man bijna bereikt werd. Daarvoor is eene jaarlijksche aanvulling van ongeveer 300 man noodig. De nog ontbrekende 25000 man zullen dus moeten zijn inlanders, daarvoor is ongeveer eene jaarlijksche aanvulling van 2200 man benoodigd. Het aantal inlanders was ultimo 1897 21332, dus slechts ongeveer 3700 man minder. Als in de bestaande verhoudingen dus weinig wijziging is gebracht, zoo geschiedde dit speciaal met het oog op legeruitbreiding met inlanders, in tijden van gevaar. De verhouding 16 Europeanen, tegen 4 Amboineezen en 25 inlanders acht ik alleen om deze reden ver antwoord. Eene dergelijke kostbare samenstelling zou niet noodig zijn, indien ook ten allen tijde kon gerekend worden op uitbreiding van het Europeesche en Amboineesche element. Op eiken Europeaan 2 a 3 inlanders, de Amboineezen dus buiten beschouwing latende, acht ik een verhouding waartegen geen enkel bezwaar kan bestaan, zoo dra men van den inlander weet te maken wat ervan te maken is. Aan deze verhouding dus vasthoudende, zou het leger, wanneer de drang der omstandigheden zulks noodig maakt, kunnen worden uit gebreid tot een totale sterkte van 52000 a 68000 man, nl. 16000 Europeanen, 4000 Amboineezen en 32000 a 48000 inlanders. Een leger van deze sterkte, dat goed in elkander zit, dat grootendeels uit stekend,anderdeels voldoende geoefend is en dat goed wordt aan gevoerd, kan met het volste vertrouwen de taak worden opgedragen het koloniaal rijk tegen den machtigsten vijand, die het tegenover

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 122