105
zich verwachten kan, te verdedigen. Het dunkt mij zelfs onnoodig,
zooals hieronder blijken zal, het stelsel van verdediging op de maximum
legersterkte te baseeren.
Uit het bovenstaande is de logische gevolgtrekking te maken, dat
ik in het leger, dat in normale omstandigheden de taak zal zijn op
gedragen de belangen van het moederland in de koloniën te ver
dedigen, meer Europeanen wenech te zien opgenomen dan voor die
taak strikt noodzakelijk is. Immers met de verhouding van 2 a 3
inlanders op 1 Europeaan als basis, kan met ruim 13000 of ruim
10000 Europeanen een leger worden samengesteld van de gewenschte
sterkte van 45000 man. Boven werd reeds gezegd, dat deze samen
stelling m. i. ook de juiste zou zijn, als gerekend kon worden, dat
zoo noodig die aantal Europeanen tijdig kon worden opgevoerd. Doch
nu dit niet het geval is en dus het leger meer Europeanen moet
tellen dan voor normale omstandigheden noodig is, mag toch van dit
meerdere geen verkeerd gebruik worden gemaakt. De regel moet zijd,
dat voor onze Indische oorlogen bij de samenstelling der te bezigen
troepenmacht zooveel mogelijk rekening moet gehouden worden met
de verhouding 2 a 3 inlanders op 1 Europeaan. Want daaraan
is het groote voordeel verbonden, dat het kostbare Europeesche element
niet meer gebruikt wordt dan strikt noodzakelijk is, wat eene enorme
besparing moet geven. Het staat toch vast, dat tot heden het Europee
sche element buiten alle verhouding in onze oorlogen werd verbruikt.
Van dit misbruik kunnen legio voorbeelden worden aangehaald, men
herinnere zich o. a. het vroeger medegedeelde omtrent de samenstel
ling van de Lombok-expeditie.
Zoodra aan dit misbiuik een einde komt, zal blijken, dat de thans
benoodigde jaarlijkEche aanvulling van 2400 man voor eene sterkte
aan Europeanen van 16000 maD, zeer belangrijk minder zal worden.
De hierdoor vetkregen besparing zal bijna opwegen tegen de leger-
uitbreiding met 3700 inlanders, waartoe ik boven gekomen ben. Het
is wel waar, dat ultimo 1897 het leger een meer dan normale sterkte
had en dat dan ook destijds menige verzuchting werd geslaakt over
de drukkende legeruitgaven, doch daar staat iets tegenover, dat gewoon
lijk vergeten wordt.
Wij moeten van ons koloniaal bezit, dat wij kunnen noch willen