125 Yoor het onderwijs in de inlandsehe talen, hoe elementair ook, zullen slechts weinige officieren geschikt zijn, terwijl het dan nog raadzaam zal zijn deze eerst in de gelegenheid te stellen zich onder leiding van een bevoegd persoon daarvoor te bekwamen. Daarom zullen de lessen in die talen aan alle klassen uitsluitend door de daarvoor aangewezen officieren moeten worden gegeven. Yoor eene rationeele opleiding en om de vruchten van reeds geno ten onderricht zoo min mogelijk te doen verloren gaan, zou het wen- schelijk zijn te bepalen, dat van het kaderbataljon afkomstige korpo raals, die aldaar bijzonder geschikt werden geacht voor opleiding voor een hoogeren graad, na zes maanden dienst bij een der reserve bataljons en bewezen practische bruikbaarheid, op nieuw overgaan bij het kaderbataljon ter verdere opleiding. De opleiding van sergeant-majoors tot onderluitenant (om deze onpractische benaming ter wille van het begrip te behouden) acht ik zeer gewichtig. Niet dat ik van deze dienstdoende officieren eene groote mate van theoretische kennis zou willen eischen, maar hunne practi sche vorming moet m.i. zeer hoog worden opgevoerd. Deugdelijke leiding gedurende het jaar van voorbereiding is onmisbaar; leiding bij de studie (waaronder het Javaansch en Maleisch ook een voorname plaats bekleedt) en bij de oefeningen, het inprenten van gezonde mili taire begrippen, speciaal met het oog op de belangrijke diensten, die zij in hunnen nieuwen werkkring zullen moeten presteeren, dit alles maakt eenen bepaalden cursus voor onderluitenant zeer zeker tot een dringenden eisch. De toelating tot dezen cursus zou ik zoo min moge lijk willen beperken om langzamerhand tot den toestand te geraken, dat geëxamineerde onderluitenants als serg. majoor dienst doen bij de compteën. om bij vacatures voor benoeming in aanmerking te ko men. De te stellen eischen voor toelating tot den cursus zouden b. v. kunnen zijn: bij het verlaten van het kaderbataljon als sergeant de aanteekening te hebben medegekregen van voldoende capaciteiten te bezitten om later te worden opgeleid voor onderluitenant en verder één jaar in den graad van serg. majoor goed te hebben voldaan. Dit laatste sluit dan in zichfatsoenlijk gedrag, practische bruikbaarheid en ijver. Een voordeel acht ik het, dat bij deze bepalingen een flink sergeant,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 143