127 vidueele schietopleiding en het stelselmatig oefenen van compieën. zullen van uit de schietschool door het geheele leger hun weg moeten vinden. Yoor het vast personeel der schietschool zou met het ondervol- gende kunnen worden volstaan. Een majoor of luit.-kolonel directeur, één kapitein of luitenant en één luitenant-instructeur, vier serg. majoors instructeur en 28 militaire geëmployeerden voor verschillende werk zaamheden. Yerder zou het aantal leerlingen, waarop in de formatie moet worden gerekend, kunnen worden vastgesteld als volgt5 kapi teins en 15 luitenants, 2 onderluitenants, 3 serg. majoors, 20 Eur., 2 Amb., 16 inl. serg., 10 Eur., 6 Amb. en 30 inl. korporaals, of in totaal 20 officieren plus 2 dd. officieren en 87 minderen. Elke cursus zou vier maanden moeten duren voor officieren en dd. officieren en drie maanden voor minderen. Een gedeelte van het kader, dat na afloop van een cursus bij het kaderbataljon vrijkomt, zou voor het bijwonen van een cursus aan de schietschool het eerst in aanmerking moeten komen, terwijl verder in de eerste plaats offi cieren en kader, tijdelijk ongeschikt voor den velddienst, erbij geplaatst zouden kunnen worden. Hoewel de depot-infanterie, welke ik in de formatie van het leger zou wenschen opgenomen te zien, eigenlijk een afzonderlijk geheel vormt, zoo kan dit deel van het leger toch het best ter sprake worden gebracht bij de infanterie, waarmede zij 't nauwste samenhangt. Zooals ik reeds vroeger betoogde, behoort bij de formatie van een kolo niaal leger gerekend te worden op een groot aantal tijdelijk voor den dienst ongeschikte militairen. Dezen op te nemen in de sterkte der verschillende korpsen geeft aanleiding tot een vicieusen toestand. Yandaar dat ik in de formatie van het leger zou wenschen te rekenen op afzonderlijke korpsen, die speciaal bestemd zijn om alle tijdelijk voor den velddienst ongeschikte, benevens alle tijdelijk niet tot een bepaald korps behoorende militairen op te nemen. In 't alge meen zijn dat dus de zieken, die in een gezond klimaat en in gun stige verhoudingen moeten worden gebracht om voor het leger niet verloren te gaan en alle militairen, die thans bij de subsistentenkaders worden opgenomen. Hieruit volgt, dat de bij de verschillende depots ingedeelde militairen aldaar slechts tijdelijk in de sterkte worden opge nomen en gedurende dien tijd niet worden geoefend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 145