148 IX Convooien. Do officier belast met het geleiden van een convooi, moet, voor dat hij zich op marsch begeeft, weten le, uit hoeveel karren, lastdieren of koelies het convooi is samen gesteld. 2e, welke in het algemeen de voorwerpen zijn, die medegevoerd worden 3e, hoedanig zij over de verschillende transportmiddelen verdeeld zijn; 4e, welken weg het convooi moet nemen 5e, hoe de toestand van den weg is 6C, de gesteldheid van het omliggend terrein, indien geen kaarten aanwezig zijn 7e, de sterkte van het escorte 8e, hetgeen van den vijand bekend is, voorzoo verre dit van belang is voor het geleiden van het convooi. 't Is noodig de te vervoeren voorwerpen en hun vardeeling te ken nen, om in staat te zijn datgene, wat de meeste waarde heeft, de veiligste plaats in het convooi te doen innemen. De kennis van de overige bovenvermelde punten is noodig om naar behooren de maat regelen tot beveiliging van het convooi te kunnen nemen. Ten allen tijde moet het convooi met dezelfde voorzichtigheid geleid worden bij een inlandschen vijand moet men steeds op verrassingen bedacht ZLjn. Om te voorkomen, dat het convooi uit elkander wordt getrokken, waardoor de beveiliging moeielijker wordt, moet het hoofd een kalmen, gelijkmatigen gang hebben, terwijl de transportmiddelen, die zich het langzaamst bewegen, aan het hoofd worden geplaatst. De dekking van het convooi moet nimmer uit het oog verliezen, dat alle handelingen moeten dienen tot beveiliging van het convooi. De vijand kan de beweging bemoeielijken van een afstand en van nabijin het eerste geval enkel door vuur, in het laatste ook door aanvallen met het blanke wapen. Wordt het convooi van verre be schoten, dan is snelle beweging het beste wat gedaan kan worden. Is dit niet voldoende, dan wordt een detachement aangewezen om het vuur te beantwoorden, 't Sluit dan later weder aan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 166