154 trokken worden. Ware die scheeve verhouding, ware de tweeslach. tigheid, niet weg te nemen, wij zouden zelf aarzelen ons onder de voorstanders te blijven scharen. Maar eene hervorming is gelukkig zeer goed mogelijk, en zij kan, nu de instelling nog zoo jo n g is, alles gemakkelijk in de goede richting sturen. De verandering kan de uit te voeren diensten onaangero erd laten' maar zij moet de verhouding in en buiten dienst van den onderluite nant tot zijne omgeving e8ne geheel andere maken. Deze ouderofficier moet steeds, overal en uitsluitend onderofficierzijn. Dat hij bij de oefeningen een peloton aanvoeren en leiden kan, maakt hem niet tot officier, dat doet de sergeant-mtjoor c.q. immers ook. Dat hij bij verrichtingen van den inwendigen dienst eene beurt krijgt naast de luitenants, verheft hem ook geenszins tot huns gelijken, want hetgeen deze dienst vergt is zóó eenvoudig en weinig hoogvlie gend, dat daarin door niemand iets gezien zal worden da t karakteris tiek tot het officier-zijn moet behooren. Diensten als daarbij van den luitenant vereischt worden, worden buiten de gelederen nergens aan bestudeerde ambtenaren opgedragen, tenzij als eene te doorloopen leerschool. Zij moeten voor de luitenants ook als kweekschool dienen zij zijn echter typisch het werk voor weinig-bestudeerde, geroutineerde, eerlijke, schrandere ambtenaren, voor degelijke, beproefde onderoffi cieren. Wij zien op die bezigheden niet met geringschatting neer, wij achten ze zelfs van hooge beteekenis, en al behooren zij tot het werk, waartoe geen academie- of cursusopleiding noodig is, wij zouden het den luitenant, die ze niet ernstig opvatte, hoogst kwalijk nemen. Hij, de „luitenant", d.i de plaatsvervanger van den kapitein, moet die werkzaamheden medegemaakt en doorgrond hebben, om ze later zelf goed te kunnen regelen, beheeren en nagaan. Daarom moet hij ze stipt opvatten, nauwgezet bestudeeren, de strekking ervan trachten te begrijpen. De onderluitenant heeft ze daarentegen slechts toe te passen, volgens de bepalingen en voorschriften. Wanneer de officieren bijeenkomen tot het houden van besprekingen^ voordrachten, theorieën of tactische oefeningen op de kaart, is de onder luitenant daarbij niet op zijne plaats. Wij zullen er thans niet bij stilstaan, dat die theorieën, waar zij geheugenwerk vragen, veelal beter achterwege konden blijveu zoo b.v. de veelvuldige behandelin-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 172