156 in één uur meer aan zelfvertrouwen, dan hij er in een jaar aan kennis op kan doen. Men ontneme den uitstekenden onderofficier toch niet zijne routine-vastheid, en zijn geloof aan het: „ik zal den knoop wel doorhakken, als de nood aan den man komt." De luitenant is bij die bijeenkomsten op zijne plaats als „man van de toekomst"; de onderluitenant is „man van zijn verleden". Het is waar, de onderluitenant kan bij ongeluk te velde het com mando van eene compagnie krijgeD, maar niets is in die omstandig heden minder te hopen, dan dat in zijn hoofd en hart strijd ontsta tusschen den volleerden routine-man en den groenen kaarten-geleerde. Kunren die tactische oefeningen op de kaart voor de onderluite nants dus geen nut afwerpen, bij de besprekingen, de kritiek en de discussiën mogen die onderofficieren o. i. zelfs bepaald niet tegen woordig zijn. De gedachtenwiseelingen moeten onder de korpsleden blijven, waartoe onderofficieren nimmer kunnen behooren. Hiermede zijniet alle dienstverrichtingen besproken, waarin de onderluiterant kan optreden, maar uit het thans vermelde is voor alle gevallen af te leiden, welke plaats hem naar onze meening, door de practijk is aangewezen, wil men het tweeslachtige voorkomen. Maar daartoe is nog meer noodig. In de eerste plaats moet de onderluitenant zijn tegenwoordigen graadnaam niet behouden, vervolgens moet bij, ook buiten dienst, duidelijk aangewezen zijn als „de eerste onder de onderofficieren", en niet als „de laatste onder de officieren". De titel „onderluitenant" is te lang en te weinig vloeiend om in zijn geheel gebezigd te worden en leent zich niet tot eene geschikte afkorting. „Onder" klinkt dwaas; „luitenant", dat vaak door de minderen gebezigd wordt, is zeer verkeerd. Onderluitenant, sous- lieutenant geeft bovendien in het buitenland een zeer verkeerd begrip van ons officierskorpp, daar de 35 a 50 jarige onderluitenant er tijdens zijn verlof als een pas beginnend officier van ons leger zal worden beschouwd. Mede is het gemis aan eenig distinctief een gebrek, dat zich in de practijk in het leger doet gevoelen, en dat buiten het leger den onder- in het Fransche- en het Belgische leger geeft dit den rang van den 2den luitenant aan, dus yan een officier.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 174