169
men over eeDe goede collectie oude kweekduiven kon beschikken.
Indien het legerbestuur in Indië, naar aanleiding Tan het artikeltje
van Mineur, zou mogen besluiten, om nog eens de proeven met de
postduiven te doen herhalen, met het oog op de groote diensten, die
het van deze luchtboden kan verwachten, zoo zou het moeten begin
nen met de opleiding van het personeel, waartoe in de eerste plaats
diegenen in aanmerking dienden te komen, die uit liefhebberij voor
het duivenspel, zich daartoe aanmeldden.
Dit personeel zou voor elk station kunnen bestaan uit één opzichter
en een of meer oppassers, terwijl het oppertoezicht aan een officier
als Directeur kon worden opgedragen.
Zoodra de officier door in Europa opgedane practische kennisvol.
doende voor zijn taak berekend was, zou hem in opdracht gegeven
moeten worden om ergens in een koel klimaat een postduiven-sta
tion te doen bouwen, dat aan alle eischen zou moeten voldoen en dat
bovendien door bouworde, ligging en materiaal zoo koel mogelijk
was ingericht. Laat ons aannemen, dat die officier daartoe uitkoos
het mij bekende Fort de Koek in de bovenlanden van Sumatra en
het postduiven-station liet plaatsen in de daarvoor uitmuntend gelegen
oude benting, vanwaar de duiven een prachtig uitzicht over het
omliggend terrein zouden hebben.
Het hok eenmaal gereed zijnde, zou men in de maand April,
wanneer in Europa de eerste jonge duiven zoo ongeveer 4 weken
oud zijn en zij zich zelf kunnen voeden, een honderdtal van deze
jongen, afkomstig van de beste Belgische en Hollandsche hokken,
moeten laten uitkomen. Deze duiven, die op de hokken waar zij
geboren werden, dus nog nimmer hadden uitgevlogen, zouden na een
verblijf van 8 dagen in de nieuwe woning te Fort de Koek, daar
reeds zoo goed gewend zijn, dat men zonder vrees voor verliezen het
hok zou kunnen openen om de bewoners voor 't eerst van hun leven
van de vrijheid te laten genieten.
Yan dit oogenblik afaan zouden deze jongen dagelijks zooveel
mogelijk, dus van 's morgens vroeg tot aan het vallen van den avond,
van die vrijheid moeten profiteeren, zoowel tot lichamelijke ontwik
keling, als tot het opdoen van de noodige terreinkennis.
Daar dit station behalve voor proefnemingen, bestemd zou moeten