170
worden om later de overige eventueel op te richten militaire postdui
ven-stations te bevolken, dus tot het kweeken van jongen, zoo zou
dit aantal van honderd zooveel mogelijk voltallig moeten blijven
oefeningen dienden met deze geïmporteerde duiven dan ook bijzaak
te zijn en zouden alléén nu en dan, doch slechts tot op afstanden
van 50 K.M. kunnen plaats hebben, ten einde den postduivenaard
er iu te houden.
In dit eerste jaar zouden er van deze duiven ook absoluut geen
jongen gekweekt mogen worden, omdat men van zulke jeugdige en
nog niet geheel ontwikkelde postduiven, in den regel slechts zwakke
afstammelingen kan verwachten en de ouders zeiven er vroegtijdig
door uitgeput rakeD, zoodat men op deze wijze höt gehalte der aangekoch
te duiven ai dadelijk zou gaan verminderen. Dit eerste jaar zou dus
een tijdperk van volslagen rust moeten zijn, ten einde de nieu welingen
aan het Indische klimaat te doen gewennen en hen tot krachtige,
forsche stamduiven te doen ontwikkelen, welk doel onmogelijk be
reikt kan worden als men zulke jonge duiven reeds het eerste jaar
te veel verzwakt door groote vluchten en door het gelijktijdig doen
opkweeken van een of meer paren jongen.
Dit had men vooral bij de vroegere proeven niet uit het oog mo
gen verliezen en daarbij moeten bedenken, dat om goede jongen te
kunnen krijgen, men eerst in het bezit dient te zijn van eene uit
muntende collectie oude kweekduiven. Aangezien nu een postduif
eerst na het derde levensjaar haar vollen wasdom heeft bereikt, zoo
kan zij ook eerst tegen dien tijd als kweekduif worden beschouwd.
De met het toezicht belaste officier heeft nu in dit eerste jaar
ruimschoots gelegenheid om met zijn personeel deze jongen waar te
nemen, ten einde na te gaan in hoeverre de in Holland gebrui
kelijke methode van behandeling, tengevolge van klimaatsinvloeden,
al of niet gewijzigd dient te worden.
Ook zou hij reeds dan met de aanschaffing van eenige goede inland-
sche duiven kunnen beginnen, ten einde die later met zijne postduiven
te doen paren, daar het niet onmogelijk zou zijd, dat door deze krui
sing eene soort werd verkregen dat voor Indië bijzonder geschikt was,
omdat volgens het Ind. Mil. Tijdschr. reeds gebleken is, dat de inland-
sche duif tot op afstanden van 15 K.M. zeer goed als postduif voldoet.