187
inroep, indien bij het putte» uit de veel omvattende stof hier of daar
eenig punt minder volledig behandeld mocht blijven.
Aandachtige lezing van het opstel van den heer van den Belt deed
mij onwillekeurig de vraag stellen: Heeft de schrijver wel genoeg
„rekening gehouden met onze Indische oorlogstoestanden en heeft
„hij zijne theoretische kennis van het optreden van troepenmassas,
„in grootere verbanden en tegenover een goed georganiseerden en
„modern uitgerusten tegenstander, niet wat te veel aan onze Indische
„toestanden willen aanpassen?".
Gelet op schrijvers beschouwingen omtrent:
de bevelen (order, marsch-, voorhoede- en gevechtsbevel)
de voorhoede cavalerie en de cavalerie voorhoede;
de plaatsing van cavalerie- en artilleriecommandant bij den colonne
commandant;
sterke of zwakke voorhoeden
bet krachtdadig artillerievuur voor den aanval
do ambulances;
het kort vóór den aanval uitgeven van het gevechtsbevel, en de
indeeling en den werkkring van de stafofficieren
beantwoord ik het eerste gedeelte van bovenstaande vraag met een
beslist „neen", het tweede gedeelte met een niet minder beslist „ja".
Ter motiveering van deze meening wensch ik bovenstaande punten,
voor zoover zij niet tot het cavaleristisch gedeelte behooren, ook in
verband met mijne brochure, aan eene nadere beschouwing te onder
werpen.
Punt 1. De uit te vaardigen bevelen. (Order, marsch-, voorhoe-
de- en gevechtsbevel).
's Schrijvers beschouwingen omtrent de wenschelijkheid van het
afzonderlijk uitvaardigen van een order, een marschbevel, een voorhoe
debevel en een gevechtsbevel leveren geen nieuwe gezichtspunten op,
waar hij er echter toe overgaat aan te geven, hoe het voorhoede- en
het gevechtsbevel in het door mij behandelde geval hadden hunnen
en later hoe zij hadden moeten luiden, kon ik niet nalaten in gedachten
uit te roepen „Que de bruit pour si p6U de besogne".
Zeer zeker kunnen er hoewel zeldzaam ook in onze Indische
oorlogen omstandigheden voorkomen, die het uitvaardigen van een