189 3e, de ingekomen berichten positief waren, d.w.z. de vijand was in kpg F saamgetrokken, had daar versterkingen aangelegd, terwijl het bericht, dat ook op de achtergelegen heuvels versterkingen waren opgeworpen, door de terreingesteldheid meer dan waarschijnlijk was (blz. 98 Br.) en 4°, dat zelfs 's vijands sterkte, in den regel overdreven voorgesteld, bekend was. Het gevechtsplan kon dus op voldoende gronden worden vastge steld, waardoor het groote voordeel werd verkregen, dat te voren het algemeen aanvalsplan kon worden medegedeeld, en dat het tijdroo- vende samenroepen van commandanten kon achterwege blijven. Hoewel gewoonlijk geleerd wordt, dat eerst het marschbevel en later het gevechtsbevel wordt uitgegeven, is het veel beter dadelijk het gevechtsbevel uit te geven, indien zulks met het oog op den korten afstand, de juiste gegevens van den vijand en de bekendheid met het terrein mogelijk is, al ware het alleen reeds, omdat daar door het veelvuldig geschrijf gedurende de actie vermeden wordt. Marschbevelen komen dan ook m. i. meer te pas bij tochten, zooals die welke in de laatste jaren te Atjeh op de N. en O. kust (in '98 en '99) werden ondernomen, en zelfs daar zien wij, zoolang er met een betrekkelijk kleine macht wordt gemarcheerd, het model-bevel van den Leidraad geheel losgelaten en de bevelen voor den marsch op heel wat eenvoudiger en practischer wijze gegeven. De lezer oordeele zelf naar de volgende marschbevelen uit de practijk (Pedir 1898). Bevel voor den 6den. Bivak Brak Nanjang, 5 10 98, 5 uur N.M. Morgen om 7 uur V.M. wordt langs den rechteroever van de Kr. Pajabing opgerukt naar Pantéa Lhong, alwaar nadere bevelen zullen worden gegeven. MarschindeelingCavalerie zelfstandig vooruit. Voorhoede: Marechaussées. Sectie genietroepen en Een ambulance. Hoofdcolonne: Een compie. 2de Bat°n. Artillerie met '/2 sectie genietroepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 209