daarentegen tot de marschformatie overgegaan, dan sluiten die tan
does bij de ambulance van den trein aan.
Zoo mogelijk nog een afzonderlijke dekking voor den trein aan te
wijzen, is overbodig, daar deze door de achterhoede beveiligd wordt.
In punt 3 (blz. 1051) geeft de heer van den Belt aan, dat het,
om de voorhoede eene groote bewegingsvrijheid te geven, zaak is
daarbij vooiloopig althans geen volledige ambulance in te deelen.
Buiten bespreking latende, wat schrijver onder eene volledige ambu
lance verstaat, kan ik ook hierin niet met hem medegaau, want is
eenmaal voeling met den vijand verkregen, dan zal, wil de voorhoede
niet in haar voorwaarts gaan worden belemmerd, bij haar toch wel
het eerst dringend behoefte bestaan aan de ambulance, zooals wij
die tegenover den inlandschen vijand zien medevoeren.
Punt 4 van den heer van den Belt zegt: „een bepaald aangewezen
„achterhoede schijnt niet noodig, daar het voldoende is, wanneer
„onmiddellijk achter den trein een gesloten afdeeling marcheert".
Is, zoo vroeg ik mij al dadelijk af, die gesloten afdeeÜDg dan
geen achterhoede
M. i. kan die vraag moeielijk anders dan bevestigend beantwoord
worden. Oorspronkelijk onderscheidde men de treindekking (eene
gesloten afdeeling achter den trein volgend) en op eenigen afstand
daarachter de achterhoede (zie ook schrijvers marschbevel I en II
blz. 1064 en 1067 van het opstel).
De functiën zijn thans vereenigd en eenzelfde troepenafdeeling
zorgt voor de beveiliging van den rug der colonne en waakt tegen
stoornissen in den marsch van den trein. De benaming „achterhoede"
blijft echter bewaard.
Punt 5. De bepalingen omtrent den aanval vermeen ik, gelet op
mijne beschouwingen omtrent het in de brochure voorkomende ge-
vechtBbevel stilzwijgend te kunnen voorbijgaan.
Toch vestig ik er ten overvloede nog de aandacht op, dat bedoelde
aanwijzing voor den cavaleriecommandant bijzonder nut heeft, daar
zij hem de richting aangeeft, waarin hij in hoofdzaak te verkennen heeft.
In punt 6 geeft de heer van den Belt aan, dat hij het overbodig