200
afstanden gemarcheerd wordt, mag men al zeer tevreden zijn, als
het geheel goed opgesloten volgt. Welk resultaat kan men verwach
ten van het aangeven in het marschbevel van iets, wat de practijk,
duidelijk heeft doen zien, dat toch niet kan worden opgevolgd?
Heeft ook hierbij de schrijver weder niet te veel Europeesche toe
standen voor oogen gehad?
Beschouwen wij nu eens nader de door den heer van den Belt
uitgegeven order, het door hem uitgegeven marschbevel, zooals het
had moeten zijn en het door hem naar aanleiding van dat marschbevel
uitgegeven voorhoedebevel (resp. blz. 1048, 1067 en 1068 van zijn
opstel).
De order.
Punt 1. Een troep, die om 6 uur voor den afmarsch gereed moet
zijn, een kwartier vroeger daartoe aangetreden te doen staan is
noodelooze krachtsverspilling en bepaald af te keuren.
Het is toch algemeen bekend, hoe het in de practijk hierbij toe
gaat. Zegt de colonne-commandant 53/4 uur, dan is het geen zeld
zaamheid, dat de bataljonscommandant het tijdstip op 51 /2 bepaalt
en dat wij, als gevolg hiervan, de compagnieën al om 51 4 aange
treden zien. Is eenmaal aangegeven, hoe laat de troep voor den
afmarsch gereed moet staan, dan moet er ook ten strengste voor
worden gewaakt, dat de manschappen niet eerder onder de wapens
komen, dan strikt noodig is.
Punt 2. Bepalingen omtrent de tenue.
Daar wij bij onze expeditiën tegen den inlandschen vijand voor den
soldaat slechts één tenue kennen, kan dit punt—tenzij er afwijkingen noo
dig geoordeeld worden, wat in het onderhavige geval niet aannemelijk
is gerust achterwege blijven, te meer, daar ik niet kan aannemen»
dat het in schrijvers bedoeling heeft gelegen te willen aangeven,
waar ransel, eetketel, enz. opgeborgen worden.
Punt 3. Bepalingen omtrent de verpleging.
Yoor den aanvang van onze expedities wordt steeds door de
intendance het tarief aangegeven, volgens hetwelk de troepen te velde
zullen worden verpleegd.