201
Ook dit punt is dus tenzij er andere maatregelen dienen te
worden genomen overbodig.
Punt 4. Bepalingen omtrent infanterie- en artilleriemunitie.
Ook deze worden vóór den aanvang van de expeditie aangegeven,
zoodat er alleen melding van behoeft te worden gemaakt wanneer
voor eenige excursie iets anders wordt bepaald.
Punt 5. Bepalingen omtrent de indeeling van de koelies.
Ieder bataljon, eskadron en batterij krijgt van den aanvang af zijn
eigen of een zeker aantal koelies, die bij het oprukken met de dwang
arbeiders van den algemeenen trein vereenigd worden en den trein
uitmaken, behoudens die, welke voor de tandoes bij de compieën. in
gedeeld zijn.
Punt 6. Bepalingen omtrent de sterkte van de ambulance.
Ook de sterkte wordt vóór den aanvang van de expeditie voor
ieder korps, dan wel gecombineerd troepengedeelte, aangegeven, en
men heeft zich daaraan slechts te houden, zoodat in beginsel bij elke
excursie de ambulance haar eigen korps volgt.
Bestaat de troepenmacht uit meerdere korpsen, dan is de oudste
in het bivak aanwezige officier van gezondheid met de indeeling van
de ambulances over de uit te rukken troepenmacht belast, terwijl de
oudste in rang zijnde officier van gezondheid bij de colonne de plaats
van de verschillende ambulances in de colonne aangeeft, daarbij het
beginsel voor oogen houdende, dat zooveel mogelijk ieder korps met
zijn eigen ambulance uitrukt.
Deze wijze van handelen werd in de laatste jaren te Atjeh toegepast.
De sterkte per ambulance bedroeg
1 officier van gezondheid,
1 gegradueerde ziekenvader,
1 ziekenoppasser,
1 mandoer,
14 koelies,
1 verbandtasch,
1 verbandkist, naar eigen vinding van den officier van gezond
heid, omdat de modelkist te zwaar ivas,
1 tandoe, en
Dl. I, 1900.