202 de roodekruis artikelen. Waarop de indeeling van 8 tandoes bij iedere ambulance, door den heer van den Belt aangegeven, berust, begrijp ik niet, om de eenvoudige reden, dat ze niet aanwezig waren, waarmede in mijne brochure rekening gehouden is. Bovendien vergete de schrijver niet, dat elke compagnie steeds haar eigen 6 tandoes met het noodige personeel medevoert. Per compagnie treffen wij dan ook nog aan, boven de aangegeven korpsambulance 1 ziekenoppasser, 1 handlanger, 1 verbandtasch, 6 tandoes, 1 mandoer, met 15 koelies. Had de heer van den Belt in punt 7 dan ook opgenomen wenschen te zien „de sterkte aan ambulances," dan zou ik mjj dit met het oog op de hulpwapens kunnen begrijpen, alhoewel ik ook dit onnoodig zou vinden, daar het aantal ambulances eenvoudig in het bevel (zie brochure blz. 98) genoemd wordt. Natuurlijk blijft te velde de ambulance niet op haar voorgeschre ven sterkte; de officier van gezondheid roeit dan tijdelijk met de riemen, die hij heeft. Punt 7. Bepalingen omtrent de uitrusting van de genietroepen. Wel, die rukken uit, zooals zij bewapenden uitgerust zijn. Punt 8. Bepalingen omtrent de achterblijvende troepen. Dat door den Bevelhebber moet worden aangegeven of de troepen, die voor de excursie zijn aangewezen, zelf in de bewaking en de beveiliging van hun bivaks tenzij deze geheel worden verlaten—moeten voorzien, dan wel, dat de ontruimde bivaks door afdeelingen van achterblijvende troepen zullen worden bezet, geef ik den schrijver gaarne toe, maar dergelijke bepaling behoort toch zeker niet in het door mij uitgegeven gevechtsbevel, reden waarom er geen enkele aanleiding voor mij be stond om het in den kring mijner beschouwingen op te nemen. Punt 9. enz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 222