226 De door mij voorgestelde formatie is hierachter in een drietal staten gedetailleerd aangegeven. Voor de sterkte van de infanterie (minderen) kom ik dus tot 10964 Europeanen, 3778 Amboineezen en 20723 inlanders; de geëmployeerden niet medegerekend. Daar ik ben uitgegaan van een legersterkte van 16000 Europeanen, 4000 Amboineezen en 25000 inlanders, die voor de infanterie een sterkte van oogeveer 10880 Europeanen, 3840 Amboineezen en 21500 inlanders toeliet, zoo blijkt, dat de gevonden sterkte daarmede voor zoover Europeanen en Amboineezen aangaat vrijwel overeenkomt, voor zoover inlanders aangaat daar echter beneden blijft. Wordt dus in aanmerking genomen, dat de verliezen der Europeanen zullen verminderen, die der Amboineezen vrijwel stationnair blijven en die der inlanders vermeerderen, dan volgt daaruit, dat in mijn formatie het aantal Eur. recruten te groot en het aantal, inl. recruten te klein zal zijn, omdat ik tot basis mijner berekening nam de gemiddelde verliezen bij den bestaanden toestand. Ten slotte zal dus de normale legersterkte, welke uit de door mij gegeven infanterie-formatie voort vloeit, al zeer weinig verschillen met de door mij gewenschte. Dat de door mij gevonden sterkte der infanterie niet onbereikbaar hoog is, moge blijken uit eene vergelijking met de sterkte van de infanterie op ultimo 1897. Deze was 11182 Eur. (waaronder ook begre pen zijn 40 onderluitenants en 30 adjudant- onderofficieren dd. officier) 3483 Amb. en 18681 inl.; of 218 Eur. meer, 295 Amb. minderen 2042 inl. minder dan door mij werd becijferd. Daar het inl. element bij wijze Van spreken onbeperkt kan worden uitgebreid, behoeft dus niet gevreesd te worden, dat een infanterie van de door mij voorgestane samenstelling alleen op het papier com pleet kan zijn, ook zelfs niet als voor de militaire geëmployeerden nog 2355 inlanders noodig zijn. Ook de meer benoodigde 300 Amb. zullen wel gevonden kunnen worden. Zullen de legeruitgaven echter niet buitensporig hoog worden? Hoewel ik van het sparen van het Eur. element niet geringe financieele voordeelen verwacht en bovendien de overtuiging heb (zie boven), dat een krachtig, goed georganiseerd leger in verhouding veel minder kostbaar zal zijn dan één, dat telkenmale als het niet voor den wind gaat met groote op offeringen haastig moet worden uitgebreid, zoo spreekt het toch van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 246