242 van het gewest zal moeten bepalen. Vooral op de buitenbezittingen geldt de wet, dat de vijand, waar hij ook landt, toch genoodzaakt zal zijn de verdedigende troepen als object te nemen. Zoolang deze macht nog aanwezig is, kan van een rustige vestiging geen sprake voor hen zijn; de bevolking, die bij lijdelijk of feitelijk verzet op steun rekenen kan, zal verre van behulpzaam zijn en hoe meer het klimaat en de afmattende diensten den troep verzwakken, des te ge vaarlijker wordt de nabijheid van een goed georganiseerden vijande lijken troep. Natuurlijk is geen algemeene regel te stellende beste wijze van verdediging moet voor elk gewest afzonderlijk worden vast gesteld, doch mag daarom nog geenszins absoluut bindend worden voorgeschreven. Kostbare werken, in vredestijd gereed gemaakt, acht ik in H algemeen eer na- dan voordeelig Vooral van de kleine troepensfdeelingen op de buitenbezittingen moet geldeD, dat zij los zijn van dergelijke verdedigingswerken. De garnizoenetroepen op de kleine eilanden als Banka, Billiton en Riouw, Lombok, Ceram, Banda, Ternate en Timor en die welke geïsoleerd zijn, als bijv. in de Lampongs, eischen vóór alle andere versterking. Niet alleen, dat deze troepen moeten verhinderen, dat in- bezitname dier eilanden door enkele mariniers van een klein oorlogs schip niet mogelijk is, bovendien moeten zij ook tegenover de inland- sche bevolking het Nederlandsch gezag hoog houden en de Europeesche ingezetenen beschermen. Van deze garnizoenstroepen, grootendeels uit niet valide manschappen bestaande, kan echter alleen gevergd worden, dat zij bepaalde punten verdedigeneen elders gelanden vijand kunnen zij niet gaan opzoeken. Wellicht echter kunnen zij in een dergelijk geval een deel der bevolking in botsing brengen met den vijand en dit verzet door krachtigen steun gevaarlijk makeD. Vandaar dat wel van wijken voor, doch niet van overgeven aan een overmachtigen vijand sprake mag zijn. Nu de wijze waarop het leger, zoodra een vijandelijken aanval te vreezen is, krachtig kan worden versterkt, besproken is, wil ik nog enkele belangrijke punten, met deze uitbreiding in direct verband staande, in beschouwing nemen. Door eene eenvoudige berekening, die ik kortheidshalve achterwege laat, ben ik tot het resultaat geko men, dat na gebruikmaking van de officieren, die aan speciale inrich-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 262