249
Het hierboven bedoelde uitzonderingsgeval kan ik mij alleen den
ken, wanneer door eenige groote mogendheden gezamenlijk, besloten
mocht worden tot een verdeeling van onze koloniën over te gaan en
dan nog is een dergelijke coalitie alleen waarschijnlijk wanneer de
andere groote mogendheden, welken aan het bezit van een deel onzer
koloniën weinig gelegen is, op andere wijze worden schadeloos gesteld.
Dat de Eur. mogendheden zouden toestaan, dat óf Japan öfdeYer-
eenigde Staten zich van onze bezittingen meester maken, is moeilijk
te gelooven. Wel zou echter één van die beide rijken tijdens een
grooten Eur. oorlog, waarin wij noch zij betrokken waren, een poging
tot vermeestering kunnen doen. In dat geval zouden wij, voorloopig
althans, op onszelf staan, tenzij ons bondgenootschap voor één der
in Europa oorlogvoerende partijen genoeg waarde zou hebben om
deze niet te doen schromen zich daarvoor onzen aanvaller tot vijand
te maken.
Daar het wel vaststaat, dat wij ons niet eigener beweging in een
oorlog in Europa zullen mengen, ligt het m.i. voor de hand, dat door
Nederland gestreefd wordt naar een nauwere aansluiting met onzen
nieuwen machtigen buurman in Azië, de Yereenigde Staten van Noord-
Amerika. Is in onze Aziatische bezittingen een goed georganiseerd
en vrij krachtig leger aanwezig en is onze vloot in Azië geen quantité
négligeable, dan zal een dergelijk bondgenootschap voor Noord-Ame-
rika evenzeer gewenscht zijn. Indien mogelijk, zou het verbond
alleen betrekking moeten hebben op de wederzijdsche bezittingen in
Zuid-Azië, zoodat alleen bij een rechtstreekschen aanval op die bezit
tingen wederkeerig hulp verleend zou moeten worden.
Als Nederland zijn koloniaal rijk moet prijsgeven, dan zal het dit
te wijten hebben aan de lauwheid van het Nederlandsche volk, dat
geen energie wist te ontwikkelen evenredig aan de zware maar groot-
sche taak om het rijke erfdeel van een kernachtig voorgeslacht met
wjjs beleid en strenge rechtvaardigheid te beheeren.
Het is natuurlijk en dus rechtvaardig, dat, zoodra de kans schoon
is, een sterkere die taak van ons overneemt, wanneer wij, door gebrek
aan energie en wilskracht, er niet voor berekend toonen te zijn.
De tijd van halfheid is voorbij, stilstand is achteruitgang, is
ondergang. Slechts een volk, dat zich jeugdig en krachtig voelt,
Dl. I, 1900 18