261 Ten slotte zij opgemerkt, dat de aanvaller ook wel van deze vluchtige versterkingen gebruik zou kunnen maken, hetgeen dan ook in Europeesche oorlogen zal geschieden bij het zich vastzetten in veroverde punten of terreinstrooken. Voor onze infanterie is dit echter niet doenlijk, daar zij geen pioniergereedschap bij zich draagt. Alleen aanvallende artillerie zou in enkele gevallen dekkingskuilen voor de bedieningsmanschappen kunneD aanleggen. Het in het HTD 329 (LP 82) beschreven traceeren, behoeft m.i. niet te geschieden. Allerminst is toch een fraaie, rechte vuurlijn van belang, vooral niet bij loopgraven voor één sectie. Het plaatsen van de gravers op één rij, met tusschenruimten van 2 of 3 X is meer dan voldoende, vooral daar men zooveel mogelijk gebruik zal maken van natuurlijke dekkingen. Het aanleggen der gevechtsloopgraven behoort in het algemeen te geschieden door de korpsen, die ze zelf zullen verdedigen. Met het oog op het geringe aantal schoppen (50) per compagnie, verdient het werken met aflossing de voorkeur; in een bepaald vak werkt dan 1 man, die om het kwartier wordt afgelost. Men kan dan rekenen op 0.2 Ms uitgraviDg per kwartier, in grond van gemiddelde vastheid. De loopgraaf voor knielende schutters kan 0.8X0.5X1.5 dan bij een vaklengte van 1,50 M. worden voltooid in kwartier 3/4 uur, die voor knielende schutters met bonnetten in ruim 1 uur; die voor staande schutters in ruim l'/i u111, In het HTD 326 wordt opgegeven, dat de aldaar bedoelde gevechts loopgraven, rekenende op 1 graver per 2 X (1.25 M.), resp. in 1 uur en 1/2 uur kunnen worden voltooid, zoodat 1 man per kwartier 0.25 M3 grond zou ontgraven. Deze opgave moet echter voor onge oefende werkers als onjuist worden beschouwd. De artillerie zal over het algemeen ook hare eigen dekkingen aan leggen; rekenende op 6 gravers per vuurmond, zal men in iedere dekkingskuil 2 man kunnen laten werken, die om de beurt kunnen worden afgelost en dus b.v. ieder 20 minuten achtereen werken tegen 10 min. rust. Hier zal men echter op niet meer dan 0.16 M3. ont graving per kwartier mogen rekenen, daar de werkers langer werk tijd en minder rust hebben en elkaar wel eenigszins hinderen. In

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 289