263 Dat deze een hoogst onvoldoende dekking tegen brisante granaten opleveren, is duidelijk. Men zou alzoo de dekkingen zeer zwaar moeten maken; en daardoor zal het onmogelijk blijken deze veld werken in den bewegingsoorlog toe te passen. Doch bovendien, wanneer de vijand overgaat tot den infauterie- aanval op een stelling, voorzien van dergelijke veldwerken, zal de verdedigende infanterie wel uit hare schuilplaatsen moeten te voorschijn komen; de aanvaller zal dan overgaan tot de beschieting van het duidelijk zichtbare veldwerk met O.K. uit zijne veldhouwitsers (c. q. mortieren) en in plaats van een steunpunt zal dit werk waarschijn lijk een moordkuil worden. Bovendien zal de uitgeworpen grond uit de trechters op de borstwering de infanterie beletten van haar vuurwapen gebruik te maken. Wil men dus in de toekomst veldwerken toepassen als steunpun ten in stellingen, dan behoort men ook deze zooveel mogelijk aan gezicht te onttrekken en de borstweringen dus te reduceeren tot gevechtsloopgraven. Dan zal men ook geen G. vuur meer te vreezen hebben. Men zou dus moeten komen tot het uitsluitend gebruik van vluchtige steunpunten (HTD 353 en LP 96), voorzien van scherf- vrije schuilplaatsen. Aan dergelijke steunpunten zijn echter ook zeer groote nadeelen verbonden. Zij leveren nl. op een betrekkelijk klein oppervlak een opeenhooping van kwetsbare doelen. Bovendien is zulk een gesloten werkje door zijne zijborstweringen veel meer zichtbaar dan een enkele loopgraaf. De zijborstweringen hebben overigens zoo goed als geen nut, daar ze zelfs door bestrijkend vuur geënfi- leerd kunnen worden. Traversen zouden de plaats van het veldwerk des te eerder verraden en bovendien zou hun nut zeer gering zijn tegenover plongeerend G.K. vuur en getempeerde brisante G. Ook kost hunne opwerping zeer veel tijd. De keelsluiting doet wel geen kwaad, maar haar nut is toch hoogst twijfelachtig. Is de aanvaller nl. in de stelling doorgedrongen, en zou het veld werkje nog stand houden, dan kan de aanvallende infanterie alle opstellingen enfileeren en er eenige in den rug nemen, over de borstweringen heen vurende. Het veldwerkje levert dus in dat geval evenveel dekking als het open veld. Ook parados zullen hier geen nut opleveren. Met zal er dus zonder bezwaar van kunnen af zien, het werkje

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 291