266
volstaan met een gesloten loopgraaf, voorzien van overdekte schuil
plaatsen, zooals hieronder zullen worden besproken.
Het behandelde in HTD 333 341 valt dus overigens bui
ten het bestek van dit artikel.
De zorg voor afwateringr der loopgraven (HTD 339, LP 85)
is alleen noodig, als deze gedurende langeren tijd bezet zullen
blijven. Men make dan gootjes uitloopende op zinkputjes, waaruit
het water door emmers of dergelijke kan worden verwijderd, tenzij
men gemakkelijk kan afwateren op lager gelegen terreingedeelten.
In HTD 342 (LP 86) worden de bijzondere dekkingen
bij vluchtige versterkingen behandeld. Kleine bonnetten zijn al hier
boven besproken. Traversen zullen in moderne veldversterkingen
niet noodig zijn; bovendien zouden ze slechts de plaats van de ver
sterking verraden. Een gebroken of zigzagsgewijze tracé is bij
loopgraven voor 1 sectie onnoodig, Rugweren of parados zullen bij
veldversterkingen niet voorkomen.
Dekkingsloopgraven voor soutiens of reserves bij infanterie en voor
den gevechtstrein bij artillerie zijn reeds hierboven besproken.
Gemeenschapsloopgraven zullen wegens gebrek aan tijd slechts
zeer zelden in den bewegingsoorlog worden toegepast, en dan nog
zullen zij nooit van een grooter profiel zijn dan de loopgraaf voor
staande schutters (fig. 3) en alleen in de steunpunten worden toege
past. Om werk te sparen, kan men de loopgraaf half zoo sm al maken,
maar even diep en de grondophooging wat smaller, maar niet lager.
Yeel liever zal men gebruik maken van in den grond geplante takken
of dergelijke gezichtsdekkingen om de loopgraven voor soutiens en
tirailleurs te verbinden. Behalve in de steunpuuten zal men deze
ook kunnen toepassen in de intervallen.
Als open schuilplaatsen dienen de loopgraven bij de infanterie en
de dekkingskuilen bij de artillerie.
De overdekte schuilplaatsen verdienen een nadere bespreking. Voor
af zij vastgesteld, dat horizontale dekkingen met de middelen der
vluchtige (veld) versterkingskunst samengesteld, slechts veiligheid kun
nen verleenen tegen de springstukken van brisante G. en G. K.
Voor de schuilplaatsen volgens fig. 1554-1556 HTD (LP fig. 163-
165) moet men afzonderlijke ingravingen maken.