278 - eeu stelling ter breedte van 300 M. te verdedigen en tot verdediging in te richten. Het voorterrein is doorsneden door heggen, hier en daar treft men wat struikgewas en eenige perceelen suikerriet en djagoeng aan. Op 600 a 700 M. vóór de stelling liggen verscheidene kampongs, op 300 M. vóór de stelling bevindt zich een kleine kampong. Dicht achter de stelling liggen ook kampongs; de stelling bezit geene natuurlijke dekkingen. Men rekent drie uur tijd beschikbaar te hebben om de stelling tot verdediging in te richten. De bataljonscommandant verdeelt nu zijn sector in drie strooken, elk van 100 M. breed, die ieder aan een compagnie ter verdediging worden aangewezen. De vierde compagnie vormt de reserve en wordt voorloopig belast met het raseeren van het voorterrein over de geheele breedte van den bataljonssector van 300600 M. voor de stelling en ook van de kleine kampong op 300 M. er voor. Aan het opruimen van de kam - pongs op 600 en 700 M. voor de stelling kan niet gedacht worden. De drie compagnieën moeten dus ieder over een breedte van 100 M. het voorterrein opruimen tot op 300 M. voor de stelling, verder loopgraven aanleggen en communicatiën naar achteren maken. Bij iedere compagnie kunnen 100 man aan het graven worden gezet (met 50 schoppen). De comp. cd4, besluit in zijn sector twee loopgraven aan te leggen, ieder voor 1 sectie, dus beide van 35 M. lengte. Bij een vakiengte per graver van 1,50 M. heeft hij hiervoor dus noodig 2 x 35 X 2 man 94 man, rond 100 man voor het opwerpen der loopgraven. Aangezien de loopgraaf voor staande schutters bjj een vaklengte van 1,50 M. in ruim l4/2 uur kan worden opgeworpen, kunnen deze zelfde manschappen eerst de communicatiën door de achtergelegen kampongs aanleggen. De pikhouweelen worden over deze manschappen verdeeld met het oog op het graafwerk, Voor de soutiens zijn geen dekkingen noodig, zij kunnen achter den kampongrand worden opgesteld. De 40 of 50 overblijvende manschappen worden onder een officier belast met het opruimen van het voorterrein tot op 300 M. Dit aantal is voldoende, zij nemen de aksen mede; voor het bijsteken van greppels e. d. zullen zij echter nog de hulp van de gravers noodig hebben. Is het terrein meer bedekt of de tijd korter, dan zou men drie 1 «O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 306