283 beantwoord moet worden. Het legerbestuur deed een goed werk, toen het den arbeid van den heer Nijland, naar wij vernemen bewerkt volgens de door hem in den Haag gegeven voordrachten, voor rekening van het Dep. v. Oorlog deed uitgeven. Toch hoorden wij reeds stemmen opgaan, die het boek als te geleerd critiseerden, die met schrik de vraag stelden, wat of dit boek den officier weer voor folteringen zou baren bij de z.g. Wetenschappelijke vereenigingen^ Met die bestempeling van te geleerd kunnen wij ons in geenen deele vereenigen; in de eerste plaats vergete men niet, dat onze officieren met hun tijd mee behooren te gaan, dat hun en te recht hoogere eischen gesteld worden. Maar bovendien, het eigenlijke boek, d. w. z, de eerste 105 bladzijden, zijn in het geheel niet geleerd, in tegendeel alles, wat naar geleerdheid zweemt, is daar met zorg uit weggelaten en als toelich tende noten in een afzonderlijk aanhangsel vereenigdbovendien is het aanhangsel zoodanig ingericht, dat men zich omtrent een bepaald onder werp kan op de hoogte stellen zonder genoodzaakt te zijn de geheele ballistiek van het wapen (i.e. het geheele aanhangseldoor te werken. En wat die vrees voor de „Wetenschappelijke bijeenkomsten" betreft, wij gelooven helaas, dat die juist is. Doch is het niet te gek om een goed boek en den schrijver daarvan minder gunstig te beoordeelen, alleen omdat onze korpscommandanten over het algemeen (wij zonderen hier natuurlijk de gunstige uitzonderingen gaarne uit) de A. O. 1896 No. 57 niet kunnen of toillen lezen en de strekking er van niet begrijpen. Die order toch legt de verplichting op den korpscommandnt., om zelf aan het werk te tijgen, ten einde zijn officieren te ontwikkelen, of wel (bij uit zondering) dezen arbeid aan een zijner (meest geschikte) kapiteins over te dragen; die order verbiedt het opdragen van voordrachten aan de officieren, zij sluit het afnemen van examentjes over reglementen, voor schriften, enz. uit; in een woord, die order, gemaakt voor korpscommandntn., die op de hoogte van hun taak zijn, legt in tegenstelling met haar voor gangers den nadruk op den korpscommandant, die in de „Wetenschap pelijke" aan het woord behoort te zijn, in stede van den luitnt. der inf. X, die vroeger vervelende voorlezingen hield over zeetorpedo's, luchtballons, den slag bij Kissingen, enz. Welnu, in handen van den korpscommandDt., zoor als wij hem hier voor oogen hebben, zal het werk van den heer Nijland een boek zijn, dat tot heil van ons jong officierskorps, van onze aan staande vuurleiders zal strekken. En in handen van luitnt. X Och, dan zal het al geen slechter slaapmiddeltje wezen dan het, naar wij vernamen, nu nog gebruikt wordende Bundelvuur van Rink.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 311