302
XXII moekims een reeks versterkingen, die de Zuid-Oosterlinie"
vormde. Deze linie had de opdracht te beletten, dat de vijand
zich in het daarachter gelegen terrein vestigde dan wel aldaar roof-
en raoordtooneelen aanrichtte en oDze hoofdstelling verontrustte.
Yerder moest de daar wonende vreedzame bevolking tegen moles
tatie beschermd worden. Ieder postcommandant had bovendien de
opdracht steeds te trachten den vijand nadeel toe te brengen door
het beletten der uitoefening van den landbouw, voorzooverre zulks
door geschutvuur mogelijk was, en het tegengaan van handelsrelatiën
tusschen de ons goedgezinde en de vijandige bevolking. Ook moest
worden belet, dat de vijand tegenover onze linie verdedigingswerken
oprichtte. Behalve de tot de liniën behoorende posten waren in
de XXY moekims versterkingen opgericht met geheel van elkaar
verschillende oogmerken.
Zoo was Boekit Daroe opgericht om ons meester te doen blijven
van den bergpas Gié-Taroem, den eenigen weg, die de IX moekims
rechtstreeks met de IY moekims verbindt, Lampesei en Blang-Oê
hadden oorspronkelijk de bestemming de sedert het begin van den oorlog
goedgezinde bevolking van Marassa tegen aanvallen des vijands te be
schermen. Bij Sinangri was het doel den vijand te beletten de lagune over
te trekken, ten einde de Noordelijk gelegen kampongs te verontrusten.
De poBt Lampagar had zijne oprichting te danken zoowel aan het
verzoek om bescherming der goedgezinde bevolking als aan de nabij
heid van den bergpas van Blangkala, den eenigen weg om van hier
in de IY moekims te komeD. Koewala Gigieëng had tot eenig doel
ons meester te maken van de koewala of uitmonding der lagune en
daarbij den vijand nadeel toe te brengen door hem te beletten de
vischvangst in de lagune alsmede het winnen van zout. De post
Kota Alam was na de vooruitschuiving der linie slechts een tus-
schenpost, die den weg van Oleh Karang naar Kota-Radja moest
beschermen.
Inrichting.
Alle versterkingen tegen een inlandschen vijand moeten geheel
gesloten werken zijn, waarbij bijzondere aandacht moet worden
gewijd aan de stormvrijheid. Zij moeten bestand zijn tegen geweer-
en lillavuur, terwijl ligging, tracé en inrichting vooral berekend