311
door een natte gracht en bewapend met 200 stukken geschut. De
bezetting was 17000 man sterk, terwijl zich 100000 man in de kam
pongs rondom onder de wapens bevond. Na een bombardement
van twee dagen werd de stormaanval in vier colonnes uitgevoerd.
Zoodra een poort vermeesterd was, verdedigde de bezetting zich zoo
flauw, dat in 3 uren de Kraton genomen was.
Hardnekkiger was de strijd, dien wij hadden te voereQ in de Lombok
expeditie bij de verovering van de poeri van Tjakra Negara. Deze
poeri was het centrum der verdediging. Om in de poeri te komeD,
waarvan de muren te hoog waren om zonder stormladders beklommen
te worden, moest een mijn met springgelatine aangelegd worden, wel
ke een bres in den muur maakte, waardoor de troepen binnendron
gen. Yaksgewijze moesten zij voortdricgen, terwijl de strijd in het
complex van gangen uren lang met de grootste verbittering gevoerd
werd. Bij den aanval op het centrum der poeri, waar zich de vorst
bevond, bleven echter de pogingen tot vermeestering vruchteloos.
Achter de hooge muren hadden de Baliërs stelling genomen en zich
geducht versterkt. Noch geweervuur, noch het werpen met granateD,
noch het in brand steken van een gebouw dwong den vijand tot wij
ken. Herhaalde stormaanvallen door een gemaakte bres mislukten
met groote verliezen aan onze zijde, zoodat des middags de aanval
gestaakt werd, omdat 't te laat was om over te gaan tot een syste
matische opruiming. Den volgenden dag was de poeri echter verlaten.
Komt men in den strijd tegen een inlandschen vijand voor een
vijandige kampong, dan zal haar inrichting van grooten invloed zijn
op hare weerkracht.
Een eigenaardigheid van de woningen der Baliërs is, dat zij om
ringd zijn door een muur, waardoor één of meer huizen een vak
vormen, geschikt tot verdediging. Waar deze woningen bij elkander
staan, zullen wij bij den aanval op dezelfde bezwaren stuiten als bij
de verovering van kratons.
Dit bleek bij de inname van Mataram en Tjakra Negara in 1894;
doch reeds van te voren deden wij deze ondervinding op op Bali in
1868, waar bij de verovering van Djentarik en Bandjar di atas elk
blok huizen een sterkte bleek te zijn, die veroverd moest worden en
den vijand tot hardnekkige verdediging gelegenheid gaf.