19
hen, tot opwekking van onderlinge naijver, alsook ter beoordeeling
Tan de verkregen geoefendheid, van tijd tot tijd concours geschoten
wordt op de ringschijf. Heeft een man al de hem voorgeschreven
oefeningen doorloopen, zonder dat men hem de aanteekening „slecht
schutter" behoefde te geven, welnu dan is het examen (een proef-
schieten) daa-, om hem gelegenheid te geven zich geschikt te toonen
voor de hoogere klasse.
Uit de verhouding tusschen de beide bedoelde groepen schutters
bij eene compagnie, kan men de gevechtswaarde daarvan goed beoor-
deelen, terwijl, mocht die verhouding tusschen de compagnieën te
veel verschillen, de betere schutters, op een bepaald tijdstip, of wan
neer het noodig geoordeeld wordt, gelijkelijk over het bataljon kun
nen worden verdeeld.
Hen begrijpt, dat het bovenstaande slechts het geraamte is van een
opleidingsysteem in het schieten, waarbij zich aansluit hetgeen ter
loops gezegd is in mijn vorig artikel (blz. 868, 1899) Hoewel het
zeker beter is, om, als men zooals ik een nieuw systeem predikt, dit
in een bepaalden uitgewerkton vorm te gieten, zoo hoop ik toch
thans de bedoeling er van duidelijk te hebben gemaakt, daar het
geheel uitwerken hier te veel plaatsruimte zou eischen.
Mijn hoofddoel was, aan te toonen, dat het niet aangaat om alle
soldaten maar steeds een opvolgende reeks oefeningen te doen door
loopen en ze daarna scherpschutter te noemen. (Ben bewijs, dat het
voorschrift zelf de daarin aangegeven methode eigenlijk niet goedkeurt,
is de bepaling ter voorkoming, dat een slecht schutter toch ten leste
scherpschutter wordt).
Het zij mij vergund om van deze gelegenheid gebruik te maken
eenige woorden te richten tot den kapitein J. B. Snepvangers.
Het speet mij, dat uw artikel tegen mij hier en daar eenigszins onheusch
was, hetgeen toch niet noodig is, vooral niet tusschen hen, die willen
medewerken tot het verbeteren van een zelfde zaak.
Mocht soms de schrijfwijze van mijn stukje u gehinderd hebben,
laat ik dan antwoorden, dat dit slechts middel was, geen doel, daar
mijne overtuiging is, dat men om een Hollander te wjjzen op verkeerd
heden in zijn doen of laten, men het beste slaagt door als het ware
den draak met hem te steken of hem sarcastisch te behandelen