334
de groote vlucht, die de handel van dat rijk in den laatsten tijd had
genomen en de behoefte om, waar dan ook, goede débouchés te vinden,
alsmede in den naijver van het Duitsche rijk op de voorspoedige
politiek van andere groote mogendheden in China.
Terwijl Brazilië en Afrika reeds tot verblijf strekten van Duitsche
kolonisten, kon China een uitgestrekt gebied worden voor den uitvoer
van Duitschlands industrie, die evenals de handel, sedert den Japansch-
Chineeschen oorlog, eene kolossale vlucht had genomen. Weldra
zou dan ook blijken, dat, evenals overal elders, de Duitschers in China
geduchte concurrenten van de Engelschen werdenDuitsche schepen
bezochten in grooten getale de Chineesche zeeën, terwijl met Duitsche
krachten te Shang-haï en Canton fabrieken tot stand kwamen. Getrouw
aan deD stelregel, dat alle handel beschermd moet worden, zocht
Keizer Wilhelm II naar eene goede gelegenheid om eene concessie
in China te verkrijgen in het belang van den handel, welke concessie
dan zoo mogelijk zou moeten bestaan in het verkrijgen van een reede
van strategische waarde en een steenkolen depot, alsmede in de gele»
genheid om eene Duitsche handelskolonie te stichten.
Bjj dit alles kwam de vurige wensch van den Duitschen monarch
om zijn rijk in het bezit te doen komen van eene zoo sterk mogelijke
oorlogsvloot, welke wensch alleen verwezenlijkt kon worden, als de
Keizer den Rjjksdag kon bewegen zijn goedkeuring aan de marine
begrooting te schenken. Beweegredenen daarvoor moesten gezocht
worden in de koloniale politiek en de gebeurtenissen in het verre
Oosten waren daarvoor uitermate gunstig, te meer daar Duitschland
wel overtuigd kon zijn, dat Rusland, zelf op dat tijdstip eenigszins
verlegen zittende met de uitvoering van zijne grootsche plannen, niet
ongenegen zou zijn eenige verkregen voorrechten met eene groote
Europeesche mogendheid te deelen. Zoo stonden de zaken op staat
kundig gebied, toen de Duitsche Keizer, plotseling, zonder eenige
voorbereidende maatregelen getroffen te hebben, op krachtige wijze?
zijn wil in China doorvoerde.
De bezetting van Kiao-tcheou en de reis van
Prins Heinrich van Pruisen.
Op Allerheiligen dag van het jaar 1897 werden te Yen-tcheou-fou