353 zijnde) in de hand te stoppen. De kapiteins der menage blijven weer gestadig in zorg over hun brandhout of „werken" weer behendig met hunne verkochte vivres, enfin, de geheele oude menagevoering, ons maar al te wel bekend, blijft helaas gehandhaafd. Maar ditmaal is het nog niet te laat, alles kan nog ten goede keeren, want de wijzigingen zijn nog niet bij gouvernements besluit 1) gearresteerd, daarom waag ik het de volgende beschouwing over de nieuwe menage voering onder de aandacht te brengen. Zou, nu men in beginsel garnizoenskeukens opricht, het gunstige oogenblik niet daar zijn om den troepenofficier geheel te ontheffen van de menagevoering en de keukens met al den aankleve van dien onder toezicht van een officier der administratie, bijgestaan door een speciaal kokspersoneel, te stellen. Ik geloof, dat het geen betoog behoeft, dat het verkeerd is als men den eersten den besten fuselier zijn geweer uit de handen neemt en zegt: „zie zoo, nu ben jij kok voor drie maanden", om daarna weer een anderen krijger dit zoo belangrijke baantje toe te vertrouwen, (want de man moet „geoefend" blijven). Weer een gevolg van dat hinken op twee gedachten, dat zoo vele goede zaken in ons leger in deD weg staat. Men krijgt aldus èn slechte koks, èn slechte soldaten. Wij gelooven toch niet, dat de weerbaarheid in gevaar wordt gebracht door van de sterkte des legers die enkele geweerdragenden af te voeren, zoo men al niet de sterkte met hun aantal uitbreiden wil, maar dat zij integendeel wordt ver hoogd door de betere voeding, die de soldaat dan noodwendig krijgt Men vorme dus een personeel koks. De eischen aan hen te stellen behoeven, daar zij geen kunstige diners hebben samen te stellen, ook niet bijzonder hoog te zijn; zij moeten een goed begrip van koken en bra den hebben, de inrichting der Senkingsfornuizen kennen, en de gerech ten kunnen bereiden, die op het, door deskundige hand samengestelde, menu voorkomen. Men behoeft ook volstrekt geen instituut op te rich ten om adspirant koks op te leiden, zij kunnen als bijkok hunne oplei ding in de garnizoenskeukens zelve ontvangen. Het komt er dus maar op aan een eerste stel te hebben en dit is niet moeilijk, als men bedenkt, dat hun aantal nu nog zeer gering kan zijn, daar pas 1^ Wijzigingen in den Inw. Dienst worden reeds sedert jaren buiten bemoeienis der Regeering aangebracht. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 385