365
De S. vat ia eea vlotgeschreveu brochure van ruim 50 blzn. zijn
Afrikaansche oorlogsondervinding samen.
In het le gedeelte wijst hij op de factoren, die een afwijking van de
Europeesche vechtwijze veroorzaken; vele daarvan gelden ook voor
Insulinde. Twee van zijn uitspraken luiden»Het gebrek aan water
stelt grenzen aan de sterkte van de troepen, die op een oorlogstooneel
kunnen optreden" en „Groote magazijnen zijn een onafwijsbare eisch voor
Zuid-Afrika".
Het 2e gedeelte behandelt de vechtwijze der inboorlingen, oorspronkelijk
die van de Hottentotten, later door de indringers als Kaffers, Boeren en
nndere blanken overgenomen. Dit bewijst hoe de overgang van pijl en
boog tot speer en geweer niets te veranderen vond aan de Hottentot-
tactiek. Eere wien eere toekomt!
Ik doe hier en daar een greep Iedere aanval is voor de Hottentotten een
soort wildezwijnenjaeht. Daarbij is het hun onverschillig met hoevelen
ze zijn. Al zijn ze maar met hun drieën, toch zullen ze van drie kanten
trachten te komen en pogen te omvatten. Tengevolge hiervan wordt
hun aantal vaak overschat. De aanval geschiedt alleen met vuur, het
insluiten gebeurt snel. Wee den vijand, die hen niet terstond door
achtergehouden troepen in zij en rug doet bestoken.
Bij overval en vervolging gaat de Hottentot vrijwel te werk als onze
inlandsche vijand.
Bij de verdediging, bij voorkeur geen lijdelijke, is de Hottentot zeer
bedreven in het leggen van hinderlagen, de keuze van stellingen en
opnamestellingen. Hij streeft er naar den tegenstander in het onzekere
over zijn stelling te laten en er zich zoo in te dekken, dat hij niet te zien is.
Wat den terugtocht betreft, is de Hottentot van meening, dat een
stelling voldoende dienst heeft gedaan, wanneer hij van daaruit eenige
vijanden heeft kunnen neerleggen. Bijtijds er vandoorgaan vindt hij
bijzonder slim, want overwinnaar is niet degene, die zich op het slagveld
handhaaft, maar degene, die de minste verliezen heeft geleden.
In het 3e gedeelte bespreekt de S. de belangrijkste maatregelen door
een oorlogvoerende Europeesche troepenmacht te nemen. Hij eischt voor
de Meeding een kleur in overeenstemming met die van de omgeving. Het
paard is enkel vervoermiddel en geen wapen als in Europa; daarom
verdient iemand van infanteristische opleiding de voorkeur boven een
cavalerist. Cavalerie is echter in vele gevallen niet te ontberen, b.v.
bij ophelderings-, veiligheidsdienst, het overbrengen van berichten en in
nog eenige opgesomde gevallen. Het aantal mee te nemen wagens is
groot en de kosten voor het vervoerwezen daarom buitengewoon (b.v. in
den oorlog tegen de Zoeloes van 1879, s/4 van de totaal uitgaven).
Op bivak moet er in de gevechtsstelling worden gerust. Zeer onprac-