370 Zou ook bij ons een dergelijk verbod niet van veel nut zijn Waarom toch niet geschreven: Hierbij eend ik UIk deel TJ mede", „Ik verzoek U," „Ik gelast U", enz. in plaats van het omslachtige Hierbij heb ik de eer Uwer Excellentie U Hoog {Wel) edelgestrenge) eerbiedig (beleefd) aan te bieden", „Ik heb de eer U. H. E. G. mede te deelen", enz. Thans is een ieder malgré lui gedwongen zich aan deze fraaiig heden te storen, wil hij niet te kort schieten. Wee thans den ongeluk kige, die niet bij intuitie voelt, wien hij iets eenden mag en aan wien hij moet aanbieden Tarchus. Practische vorming van onze schutters. In 67 van het „Voorloopig Schietvoorschrift voor de Infanterie" worden eenige afstanden genoemd, waarbij een „goed" schutter, onder een viertal voorwaarden vurende, nog een vrij goede kans van treffen heeft op zekere doelen. Hoewel nu de laatste alinea van 4 luidt: Van den soldaat wordt geen theoretische kennis gevorderd, zijn vorming tot schutter moet practischgeschieden; wordt bij enkele korpsen toch nog van den fuselier (zelfs ook van de 2e klasse of slechte schutters) geëischt, dat zij het voorkomende in 67 kunnen opdreunen. Is dit misschien weer de „oude sleur" in verband met de schietregels, voorkomende in 154 van het vroegere voorschrift voor de schietoefe ningen met het achter!aadgeweer klein kaliber bij de Infanterie? V. De dislocatie van ons leger. De troepen zijn zoo over de garnizoenen verdeeld, dat nergens gelijktijdige oefening van de drie hoofdwapens op eenigszins groote schaal kan plaats hebben. Het best bedeelde garnizoen, Weltevreden, kan nog maar bij elkander brengen hetgeen van 1 batterij veld- en 1 batterij bergartillerie in vredestijd onder de wapens is te brengen, en voorts 1 eskadron cavalerie, om met de infan terie samen te werken. Voor oefeningen in twee partijen zeker niet veel. Bovendien is het terrein nabij Weltevreden juist niet gunstig voor gezamenlijke oefeningen. Te Soerabaja is dit alles nog tot op halve schaal herleid. In geen ander Java-garnizoen zijn de drie wapens vereenigd. Bovendien zijn de infanterie korpsen meerendeels zoo verspreid gele gerd, dat zelfs voor dit wapen alleen oefeningen op eenigszins groote schaal niet mogelijk zijn. Waar iets van belang beoefend moet worden, moet dus veel ondersteld worden, het is dan echter de vraag in hoeverre het belangrijke, dat dan gedaan wordt, nog wel van belang kan zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 402