405 4e. Het recht om troepen te legeren in Mandsjoerije tot bescher ming van de spoorlijnen. Engeland verwierf 1B. De openstelling voor den wereldhandel van alle waterwegen in het Chineesehe rijk. 2e. De belofte, dat tot opvolger van den tegenwoordigen titularis Sir Robert Hart, tot chef van den Chineeschen maritiemen douanen- dienst een Britsch onderdaan benoemd zal worden, zoolang de En- gelsche handel overheerschend is in China. 3e. De belofte van de Chineesehe regeering, dat zij onder geen enkel voorwendsel, aan welke mogendheid ook, de vallei van de Yang- tse Kiang geheel of gedeeltelijk zou afstaan. 4e. Wei-haï-Weï in pacht onder dezelfde voorwaarden en voor denzelfden tijd, waarop Port Arthur aan Rusland was afgestaan. 5e. Concessie tot uitgifte van eene leening, groot 400 millioen francs door de Eogelsehe bank te Shang-haï (met medewerking van de Duitsch-Oost-Aziatische bank), ten behoeve van China, tot betaling van den tweeden termijn van oorlogsschatting aan Japan. 6e. Eene verbetering van de grensregeling tusschen China en Birma, en het recht om den spoorweg van Birma door te trekken door Yunnan; 7e. Afstand voor den tijd van 99 jaren van het schiereiland Kau- ling, de eilanden Lamma, Lantao en de nabijgelegen eilandjes, als mede de Deep-Bay en de Mirs-Bay, alles in den omtrek van Hong Kong gelegen. 8e. Verschillende spoorwegconcessies, met name de lijnen: Ran- kingShang-haïHang-tcheouRing-Po en RankingHan-koou. Duitschland verkreeg: le. Afstand in pacht van de baai van Kiao-tcheou en van het aangrenzend grondgebied voor een tijdvak van 99 jaren, met het recht om in deze streek versterkingen te bouwen, alsmede alle gebouwen op te richten, welke het noodzakelijk achtte. 2e. De vergunning om spoorwegen aan te leggen in Chan Toung. 3e. Aanzienlijke mijnconcessies in bovengenoemde provincie. Frankrijk verkreeg: le. Eene verbeterde grensregeling in Tonkin.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 437