28
aanstaanden officier ontegenzeggelijk eene zeer drogezij, die zich voor
het officiersexamen bekwamen, zegenen gewoonlijk het oogenblik waar
op het uur les in „het recht" voorbij is; zij, die, nadat ze officier
zijn geworden, zich uit liefhebberij op de kennis van het recht blijven
toeleggen, behooren tot het zeldzame geslacht der witte raven,
Is het wonder, dat jonge officieren dikwijls zoo slecht beslagen ten
ijs komen, wanneer ze tot lid van eenen krijgsraad worden benoemd,
en dat daarom een bedreven, der zake kundige, auditeur-militair noodig
is? De onbedrevenheid van den auditeur-militair heeft daardoor ook
een nadeeligen invloed op de rechtspraak van den krijgsraad.
Hiermede van de krijgeraden afstappende, kunnen wij overgaan tot
eene bespreking van de rechtspraak door het Hoog Militair Gerechtshof;
gaan we eerst na, hoe de samenstelling van dat college, zoowel in
Nederland als in Indië, voorheen was en thans is.
Bij besluit van dec Souvereinen Yorst dd. 20 Julij 1814 werd de
Provisioneele Instructie in Nederland gearresteerd en bij artikel 1
van die instructie de formatie van dat Hof bepaald op negen Leden,
n.l. drie Rechtsgeleerden, drie Officieren van de Zeemacht en drie
Officieren van de Landmacht; dus eene verhouding van de rechts
geleerde tot de militaire leden van 3 tot 8.
Bij de Wet van 8 Junij 1858 is echter bepaald, dat het getal mili
taire Leden kan worden verminderd met twee, een van de Zeemacht
eu een van de Landmacht, zooals dan ook heden de samenstelling
in Nederland feitelijk is; daardoor is de verhouding tusschen de
rechtsgeleerde en militaire leden 3 tot 4 geworden.
In Nederlandsch-Indië werd bij besluit van Commissarissen Ge
neraal dd. 10 Januari 1819 N°. 7 (staatsblad N°. 21) een Hoog
Militair Gerechtshof ingesteld en tevens eene Provisioneele Instructie
voor dat College vastgesteld.
Bij artikel 1 van die instructie werd bepaald, dat de formatie van
het Hof zou zijn drie Rechtsgeleerden, vier Officieren der Landmacht
en twee Officieren van de Koloniale Zeemacht. Bij artikel 2 van
bovengenoemd besluit van Commissarissen Generaal werd bepaald, dat
de functiën van President, Leden, Advocaat-Fiscaal en Griffier, zouden
worden opgedragen aan ambtenaren te Batavia met rechterlijke