420 „ster, doch met de kroon, en het juweel aan het lint, drie vingeren „breed, en sautoir om den hals. Voor de Ridders van de 3e klasse: Bet ordesteelcen aan een lint, twee vingeren breed aan het knoops gat, en: „Voor de Ridders van de 4e klasse: Een kleiner ordesteelcenhebbende de puntenvuurslag en kroon „in zilver, aan een lint, een vinger breed aan het knoopsgat Bij het lezen dezer beschrijving treft terstond, dat Diet de hoogste of de laagste klasse tot grondslag is genomen, maar de tusschen- in staande 3e klasse. Het verschil van het ordesteeken van deze klasse met de 4e ligt vooral in de grootte daarvan en in de breedte van het lint. Bij de practijk is echter alweer geheel anders gehandeld. Het kruis, dat de kanselarij den ridders van beide klassen toezendt, verschilt niet in grootte, en het lint verschilt niet in breedte. Het tot grondslag genomen kruis der 3de klasse is mede dat voor de 4e klasse geworden met dit onderscheid slechts, dat de acht geparelde punten van zilver zijn evenals de koninklijke kroon, waaraan het kruis hangt. Yoor beide klassen is de vuurslag echter van goud en het lint ruim 31 2 c.M. breed. Terloops teekenen wij nog aan, dat het ordesteeken bij onze tegenwoordige uniform ook niet aan het knoopsgat gedragen kan worden, zoodat van de beschrijving, welke de wet van het versiersel der 4e klasse geeft, al zeer weinig tot zijn recht komt. Het heeft in de bedoeling van den stichter gelegen een duidelijk onderscheid aan te geven, zelfs waar hij den afstand tus schen de ridders der verschillende klasseu niet zoo groot wilde ma ken als de practijk hem gemaakt heeft. En thans, veel grooter is het verschil in beteekenis geworden en veel kleiner het onderscheid in uiterlijk. Dat is niet billijk. Door den ridders 3e klasse den rang en de rosette van „officier in de orde" te geven, zou derhalve in den geest der oorspronkelijke bedoeling gehandeld worden, maar door een beter middel, want het kruis der 4de klasse mag niet kleiner worden, zooals de wet voor schrijft. Een kruis heeft toch als regel ongeveer dezelfde breedte als het lint waaraan het hangen moet, het kleiner juweel voor de 4e klasse zou volgens de wet dus een vinger breed moeten zijn. Werd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 452