Behalve de bevoorrechting van eene herziening, heeft de bepaling
op de riddersoldij ook overigens op meer algemeene belangstelling
mogen bogen dan de andere deelen van de wet en het reglement
van 1815. In de pers en in de volksvertegenwoordiging kwam de
regeling dezer quaestie herhaaldelijk ter sprake en daarbij vond de
wet van 1864 meer veroordeeling dan toejuiching.
Kort samengevat komen de uitgesproken opvattingen op het vol
gende neer
Het is billijk dat eene geldelijke toelage wordt toegekend aan hen,
die de Regeering ten aanzien van allen en ieder, wegens buitenge
wone verdiensten ten opzichte van het vaderland, tot ridder slaat,
wanneer zij niet in staat zijn te voldoen aan de hen daardoor op
gelegde eischen van het „noblesse oblige." Maar afkeuring onder
vindt eenerzijds, dat de toelage voor eenzelfden persoon gelijk blijft
ongeacht of hij nog in de gelederen dient, dan wel in de burger
maatschappij is teruggekeerd, en anderzijds, dat de toelage zich re
gelt naar den graad, dien de betrokkene bekleedde bij zijne opname
in de orde.
Beide grieven hebben o.i. recht van bestaan. De riddersoldij
moet den ridder de middelen geven om in zijn stand en naar zijn
stand netjes voor den dag te kunnen komen en zonder beroep te
424
Dienstdoende bij
„Graden.
de zeemacht of het
leger in Europa
de zee- of land
macht in de over-
zeesche bezittingen
„Adjt.-onderoff.
f 200.
230.
„Sergeant-majoor
160.
190.
„Sergeant.
O
co
r—1
R
140.
„Korporaal.
75,
80.
„Soldaat of matroos.
60.
65.