29 bedieningen bekleed, of aanwezig zijnde Hoofdofficieren, hetzij gepensionneerd of dienstdoende. Dus reeds toen voor rechterlijke ambtenaren het lidmaatschap van het Hoog Militair Gerechtehof een bijbaantje. De verhouding van rechtsgeleerde tot militaire leden was toep, evenals in Nederland, 3 tot 6. Die oude Provieioneele Instructie is tot heden provisioneel in stand geblevenrog altijd wordt ten aaizien van de manier van proce- deeren gevolgd de si ijl van practijk, bij den Hove van Holland, tot in den jare 1810 in gebruik geweest zijtde, dat is volgens het Oud-Hollandsch Recht. De formatie van het Hof is echter in 1864 bij staatsblad N°. 92 gewijzigd als volgt: Artikel 1. De president, vice president, raadsheereD, griffier en substituten griffier bij het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië zijn, uit kracht hunner benoeming als zoodanig, tevens president, vice president, leden, griffier en substituten griffier bij het Hoog Militair Gerechtshof. Artikel 2. De procureur generaal en de advocaten generaal bij het Hoog-Gerechtshof in Nederlandsch-Indië vervullen de betrek kingen van advocaat-fiscaal en substituut advocaat voor de Land en Zeemacht in Nederlandsch-Indië. Artikel 3. Het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch- Indië, is, behalve uit de bij artikel 1 en 2 genoemde ambtenaren samengesteld uit drie, hetzij gepensionneerde, hetzij actief dienende, en als zoodanig bij hun korps a Ia suite gevoerd wordende hoofd- officieien der Landmacht en twee, hetzij actief dienende, hetzij gepensionneerde hoofdofficieren der Nederlandsche Marine of van het sedentaire Zeewezen. Met hoofdofficieren worden gelijk gesteld zij, die den rang van hoofdofficier bij de Land- of Zeemacht of bij het sedentaire Zeewezen bekleed hebbende, in eenige burgerlijke betrekking zijn overgeplaatst. De hoofdofficieren der marine, die leden zijn van het Hoog Militair Gerechtshof, nemen zitting bij de behandeling van zaken betreffende personen, die aan het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te water zijn onderworpen, met dien verstande, dat dan minstens de tegenwoordigheid van een hunner wordt gevorderd, en voorts zoo dikwijls zij daartoe door den president van het college, uit hoofde van afwezigheid, belet of ontstentenis van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 45