433 juist, maar logica is geen wet; en hier is de logica in strijd met de wet, het versiersel kan immers niet worden verloren dan ten gevolge van een onteerend vonnis. Toch worden die K. B. alle ook toege past op de M.W.O. Uit het aangevoerde, dat nog uitgebreid zou kunnen worden, blijkt, dat het tot stand brengen van eene wettelijke regeling geen overbo dige zaak zoude zijnhet moet zelfs verwondering baren, dat in eet. land, waar een geordende staat van zaken heerscht, de bepalingen van eene wet zoolang en in zoo verregaande mate ter zijde gescho ven konden worden. In 1895 greep de minister van koloniën de zaak dan ook weer aan, bij beschikking van 19 October 1895 lett. C. No. 11 werd eene commissie benoemd tot voorbereiding eener nieuwe regeling betreffende het verlies van het lidmaatschap van de Nederlandsche orden en van het recht om die orden en andere eere- teekenen te dragen. Zijn wij wel ingelicht, dan heeft die commissie, na een arbeid van ongeveer een half jaar, een wetsontwerp met eene memorie van toelichting ingediend. Daarbij werd tegen het advies van het lid, dat speciaal voor koloniën zitting had, rekening gehou den met de toen bij de 2e kamer der Staten Generaal aanhangige nieuwe militaire strafwetgeving, omdat de groote meerderheid het afkeurde onder die omstandigheden de oude cnmineele wetboeken tot basis te nemen. Verschillende omstandigheden noopten het ministerie van koloniën het ingediende ontwerp voorloopig te laten rusten, waaronder ook die, dat de commissie van rapporteurs, die uit de 2» kamer benoemd was om over het „ontwerp-wetboek van militair strafrecht te ooi- deelen (tot voor korten tijd) haar verslag niet uitgebracht had. Onder- tusschen werd de commissie, voor de regeling van het verlies der Nederlandsche ordeu, echter in Juli 1898 onder dankbetuiging ontbonden. Er ligt dus een advies voor het grijpen. Wij kennen den inhoud daarvan niet en zullen ons niet aan onderstellingen wagen. Maar de herziening der wet op de M.W.O. behoeft in geen geval te wachten op hot tijdstip, dat dit advies tot zijn recht zal mogen komen. Integendeel, nu de regeling van het verlies van de Nederlandsche orden tot eene zaak van afzonderlijke overweging en behandeling is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 465