4B5 Een van beide: het kapittel wordt niet noodig geacht, dan verdwijne het uit wet en reglement; of het wordt wel wenschelijk geoordeeld, dan kome de wet tot haar recht. Wij pleiten voor het laatste 1). Bij het opmaken van voordrachten tot belooniDg met de M.W.O. kan niet vermeden worden, dat bij de verschillende chefs en onder verschillende omstandigheden vrij sterk van elkander afwijkende inzichten en opvattingen eene rol spe len. Terwijl de eene ridder zijne hooge onderscheiding betrekkelijk gemakkelijk verdiend heeft, heeft een andere krijgsman voor een mooier, meer edel of meer dapper feit slechts eene eervolle vermel ding gekregen. De adviezeD, die de voordrachten vergezellen, komen niet door een zelfden trechter bij de Grootmeesteresse, een gedeelte b.v. gaat door het departement van koloniën, een door dat van oor log, een door dat van marine. Bij de veelvuldige verwisseling van personeel en daarmede van beginselen, vooral in de Indische bureaux, wordt bovendien op eene voordracht in 1896 anders geadviseerd dan in 1899. De invloed van dit alles is niet geheel op te heffen, maar het is wel mogelijk de gevolgen ervan tot kleinere afmetingen terug te brengen, door de eindbeoordeeling en de eindvoordracht aan één lichaam, het kapittel, te geven, dat zich geheel aan de belangen der orde wijdt en waarvan de leden slechts langzaam verwisselen, zoodat vastheid kome in den maatstaf van beloonen. De onwettige toestand, die nu weldra 85 jaren bestaat, wijst er bovendien op, dat het niet overbodig is een college te stichten, dat de belangen der orde behartigt. Daarentegen meenen wij, dat het jaarlijksche feest met zijn rede naar gerust tot een 25 jarig jubilee teruggebracht mag worden. De behoefte aan een jaarlijksch samenkomen heeft zich, het voorschrift ten spijt, niet uitgesproken. De ridders zijn als leden in eene broe derschap opgenomen, maar hunne gemeenschappelijke belangen nopen geenszins tot het houden van een jaarlijksch congres, en bij de zeer uiteenloopende maatschappelijke positie en levensopvatting der ver schillende leden kan ook de drang tot herhaald samen feestvieren niet levendig blijven. En toch de instelling van de M. W. O. is veel 1) Men zie ook de lezing van overste H. P. "Willemstijn in de Yereen. ter beoef. v.d. krijgswetenschap 18 December 1896.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 467