436
meer dan die van eenige andere ridderorde de vereenzelving van een
verheven begrip, hare leuze. Daarom ligt veel moois in de gedachte
van den historiograaph, den redenaar, het feest der verbroedering
van oud- en nieuwridders. "VVij zouden de gedachte dan ook willen
behouden, maar haar tevens voor verwateren willen beschermen,
waarom wij de feestviering op een kwart eeuw wenschen te stellen.
Aan de benoeming van een kapittel behoeven geen meerdere uit
gaven verbonden te zijn. Het lidmaatschap daarvan moet als een
eerepost gelden en de werkkring zal moeten bepaald worden tot:
a. het waken voor de belangen van de orde in algemeenen zin;
b. het dienen van consideratie en advies aan de kroon bij alle
voordrachten tot militaire belooningeu en andere voorstellen de M.
W. O. betreffende;
c. het doen van voorstellen in het belang der orde;
cl. het regelen van het 25 jarig feest;
e. het aanhouden van de geschiedenis van de orde en van hare leden.
Alles wat het geldelijke beheer der orde betreft kan, evenals
thans, aan de kanselarij der Nederlandsche orden blijven.
In verband met het voorgaande zou artikel 11 dan kunnen luiden
„Ter behartiging van de belangen der orde zal door Ons een
„kapittel benoemd worden, bestaande uit zooveel leden als Wij daar-
„toe zullen benoemen uit de leden der orde. Eenmaal benoemd
„houdt een lid zittiog totdat het zijn zeventigste levensjaar volbracht
„heeft. Tot de leden zal steeds behooren de kanselier der Neder-
„landsche orden. Een der leden zal optreden als secretaris en his
toriograaph. De zittingen van het kapittel moeten om wettig te
„zijn door minstens 5 leden bijgewoond worden."
Volledigheidshalve geven wij nog het laatste artikel der wet,
waaraan wij, na al het voorafgaande, geen bespreking hebben toe
te voegen.
Artikel twaalf.
Door Ons zullen in het vervolg worden vastgesteld zoodanige be
malingen, als Wij, opzichtelijk de voordrachtenom tot lid van deze
Orde te worden benoemdalsmede opzichtelijk de soort en den aard
der bewijzenwelke daartoe zullen moeten worden ingediend, in het
onderzoek van dezelve dienstig mochten oorcleelengelijk mede de