464 h. De Mongoolsche Cavalerie. Behalve de reeds genoemde legerkorpsen, bevinden zich in Mon golië cavalerietroepen (er sterkte van ongeveer 100.000 man. Het zijn meoschen met een flink voorkomen, die volgens een soort feo daal stelsel tot den krijgsdienst worden opgeroepen, zonder betaling en onder bestuur van hun eigen prinsen. Deze troepeü zijn zeer gehecht aan de bestaande dynastie. Met uitzondering van het leger van Generaal Yuan Shi Kai, zien wij dus, dat bovengenoemde troepen allen zeer weinig geoefend en georganiseerd zijn. Als men daarbij weet, dat te Peking nog oefe ning in het schieten met pijl en boog plaats heeft en dat bij die oefening zelfs nog meer op de houdiog van den schutter dan op het schieten zelf wordt gelet (Lord Ch. B. heeft zulk eene oefening aan schouwd), dan kan het oordeel over de militaire waarde der vermel de legerscharen niet bijzonder gunstig zijn. Het leger van den Onderkoning Chung Chi Tung. Volgens een rapport van L. Cb. B, die eene revue van de troepen te Wuchang bijwoonde, bestaan deze uit ongeveer 450 man infanterie en een batterij artillerie van zes stukken. Twee honderd van die manschappen waren toen bewapend met het nieuwste Duitsche Mauser geweer, goed gekleed en vrij behoorlijk geoefendde overigen echter, pas in dienst gekomen, waien in 't geheel niet afgericht. De stukken werden door menschen en paarden getrokken; het waren 5,3 c.M. Kruppkanonnende munitie werd door de bedie ningsmanschappen gedragen. De cavalerie voldeed aan geen enkelen eisch, die gesteld mag worden. Behalve bovengenoemde troepen, bezit de onderkoning nog eene macht van ongeveer 6 000 mar, die over zijne provinciën verspreid is; de waarde dezer, hoewel voldoende bewapende troepen, is niet hooger dan die van de gewone Chineesche korpsen verder bevindt zich nog in het gebied van den onderkoning een ongedisciplineerde troep Mandsjoeren, op eene nominale sterkte van 10.000 man, ge legerd tusschen het Tung Ting meer en Ichang. Deze laatste troepen, die slecht geoefend en bewapend zijn, staan onder bevel van generaal Ching Heng.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 496