488 „den voor de voortbrengselen onzer nijverheid als Indië ons ontvalt „Waar moeten onze zonen heen?" „Welke zal de stelling van Nederland in 't algemeen zijn, als het „de kaart verliest, op welke als 't ware zijn geheele fortuin is „geplaatst „Zonder Indië kunnen wij dus niet zijn, maar bezwaarlijk kan het „voortdurend bezit onzer koloniën gewaarborgd wezen, tenzij wij haar „kunnen verdedigen; het opbrengen der voor die verdediging noodige „middelen zal ons misschien niet al te zwaar vallen, doch eischt „noodzakelijk toeneming onzer welvaart. En laatstbedoelde voorwaarde „is thans afhankelijk geworden van het aandeel, hetwelk Nederland „zal nemen in het verkeer op het pas ontgonnen handelsterrein van „den Stillen Oceaan, in engeren zin van China, Siam en Corea. „het is dan ook onze dure plicht er voor te zorgen, dat onze „handelsbetrekkingen met China zich uitbreiden, dat wij vooral tot „steun van onze Indische economische belangen in Oost-Azië met „eigen menschen eigen kantoren oprichten. „Onze marinevlag en onze handelsvlag mogen niet langer in den „Stillen Oceaan door afwezigheid schitteren. „Zoodoende zullen wij het ongestoord bezit van onze nooit volprezen „koloniën bevestigen en handelen in overeenstemming met de waarde „van die bezitting!". BredaNovember 1899. J. J. Le Roy.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 520