DUS TOCH? Gelijk men weet hebben de ministers van oorlog en marine in Nederland een viertal wetsontwerpen ingediend tot verbeterde rege ling van de bevordering, het op non-activiteit stellen, het ontslaan en pensionneeren van militairen der zee- en landmacht. In de wetten B en D (die op het Nederlandsche leger betrekking hebben) komen ook een paar artikelen voor, handelende over officieren, die bij het Indische leger zijn gedetacheerd en Indische officieren in Nederland dienstdoende bij het leger aldaar. Wat in die artikelen voorge steld wordt, schijnt zeer zeker billijk en noodzakelijk, maar in de memorie yan toelichting komen eenige zinsneden voor, die mij niet bijzonder bevallen en waarop ik de aandacht wilde vestigen van allen, die met mij de z. g. fusie strijdig achten met het rijksbelang. Op bladzijde 31 der Bijlagen op de Handelingen der Staten Ge neraal 18991900 No. 161. 6 vindt men n. 1. de volgende regels: „Regeling der hier bedoelde punten acht hij te meer noodzakelijk, nu gedacht wordt aan eene vereeniging der officiers korpsen van het „Nederlandsche en het Nederlandsch-Indische leger, opdat, wanneer „die fusie mocht tot stand komen, bij voorkomende gevallen niet „dadelijk, in hoogere mate dan tot dusver, de bezwaren zullen ge- „voeld wordeD, waarop hierboven gewezen werd. „In ieder geval kan er ook thanstegen die aanvulling wel geen „redelijk bezwaar geopperd wordenenz. (omdat die officieren „vrijwillig gedetacheerd worden en zich dus ook vrijwillig stellen „onder de bepalingen bij het andere leger geldende)". Die hij is, zooals men begrijpt de minister van oorlog, en welke punten bedoeld worden zal ook duidelijk zijn. Men lette echter op de woorden, die gecursiveerd zijn (door mij) en overwege. Er wordt dus gedacht aan de fusie, ja, dat is bekend, over die zaak is behoorlijk gestreden in de vakpers en ik heb me daarin niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 521