490
onbetuigd gelaten, maar mag men uit de aangehaalde woorden ook
afleiden, dat nu in regeeringskringen gedacht wordt aan fusie, en
wel zóó, dat men met dat streven in nieuwe wetsontwerpen meende
te moeten rekenen
De Commissie, ingesteld om de ministers voor te lichten omtrent
het wenschelijke en uitvoerbare enz. is nog aan 't werk, doch zeker
lang genoeg bezig om tot een bepaalde richting te zijn gekomen.
De ministers zullen daarvan wel weten en zoo komt men er toe
zich de vraag te stellen of uit de hierboven aangehaalde zinsnede
van de wetsontwerpen tot regeling van bevordering, ontslag en
pensioen mag worden opgemaakt, dat de commissie, althans de meer
derheid er van, ten gunste van de fusie gestemd is.
„Ook thans" d. w. z. zoolang de samensmelting nog niet tot
stand gebracht is acht de minister het door hem voorgestelde
wenschelijk. Dat het wenscheljjk is, zal men hem gaarne toegeven
en dat regeling der verhouding vooral gedurende de eerste jaren van
een fusie stelsel (overgang) zeer noodig is, schijnt volkomen juist,
't Is dan ook niet daarover, dat ik 'eland heb maar wel over die
twee woorden: „ook thans".
Hierin meen ik een aanduiding te zien van het feit, dat men nu
reeds streven wil om mogelijke hinderpalen voor de fusie op te rui
men en dus, dat die onzalige samensmelting toch zal worden door
gedreven.
Sedert ik de laatste maal over deze zaak schreef (Ind. Mil. Tijdschr.)
heeft zich nog een gevecht afgespeeld tusschen een schrijver in de
Indische Gids en den „schrijver der brochure" waarin zich ook nog
anderen gemengd hebben. Het liep vooral over 't optreden van den
heer Thomson en vanwege diens uitval tegen mij, kwam ik er ook
nog aan te pas. De redactie van dit tijdschrift stelde mij in de
gelegenheid den heer T. zelf te antwoorden en ik zal dus hierop
niet terugkomen, alleen moet ik toch even wijzen op de wonderlijke
argumenteering van een voorstander der fusie in de Mil. Spectator.
De schrijver in de Indische Gids XXX meende, dat de heer T. mijn
bedoeling met opzet verkeerd begrepen had (hetgeen ik zelf niet gedacht
heb) en nam hem daarvoor a faire. De schrijver in de Mil. Spectator
kaatst aan XXX zijn verwijt terug en zegt ongeveer: „Thomson kan