495
woordelijk zoude zijn aan den Gouverneur-Generaal en alle „wezen
lijke comptabelen", namelijk die, welke „ontvangsten en uitgaven
in goederen of gelden hebben" aan de Indische Rekenkamer.
Voor het maken eener instructie voor deze administratie had de
commissie geen tijd, doch zij behield zich voor, te goeder tijd, aan
den Souvereinen Vorst een uitgewerkt reglement aan te bieden.
Of dit reglement als basis heeft gediend voor het eerste Indische
Reglement van Administratie, weten wij niet. Waarschijnlijk hield
men zich eerst aan het Hollandsche en maakte daarop gaandeweg
de verschillende „ampliatiën en alteratiën" welke men in de staats
bladen van Nederlandsch-Indië tusschen de jaren 1817 en 1830
aantreft.
Ongeveer eene maand nadat de commissie haar rapport had inge
diend, volgde het K. B. van den 14den September 1814 No. 60, waarbij
de vorengenoemde formatie bevestigd werd.
De tenuitvoerlegging van dit besluit werd echter door den terug
keer van Napoleon vertraagd.
Eerst na beslissing van den strjid werd met het uitzenden der
troepen een begin gemaakt.
De eerste verandering in de formatie bracht het K. B. van 31
Januari 1816 No. 47; dit stelde haar vast op:
1 Inspecteur der 2e klasse chef (kolonel).
2 Onder-inspecteurs der le klasse (luitenant-kolonel).
4 Adjunct-inspecteurs (kapitein) en
3 Adjunct-inspecteurs (le luitenant),
terwijl het aantal kwartiermeesters, officieren van kleeding en
hospitaalmeesters hetzelfde bleef.
Deze verandering hield niet lang stand, want bij besluit van den
Gouverneur-Generaal dd. 21 Januari 1818 No. 9, goedgekeurd bij K. B.
van den 21sten Juni 1817 (gearresteerd bij besluit van den G. G.
dd. 3 Juli 1819 No. 2) werd de formatie vastgesteld op:
1 Inspecteur en chef (kolonel),
2 Ouder-inspecteurs le klasse (It. kolonel).
3 Onder-inspecteurs 2e klasse (majoor).
9 Adjunct-inspecteurs le klasse (kapitein) en
4 Adjunct-inspecteurs 2e klasse (Is luitenant).