508 De geschiedenis van Nederland en Nederlaodsch-Indië meer volle dig; de algemeene geschiedenis in ruwe trekkeD. e, de aardrijkskunde: Moet den candidaat niet vreemd en die van Nederlandsch-Indië hem meer bepaald eigen wezenen hp moet de materieele hulpbron nen des lands in het belang des Indischen legers kennen. Eene volledige kennis van alle reglementen, besluiten en verorde ningen, rechtstreeks of zijdelings in verband staande tot de militaire administratie en bijgevolg inzonderheid het algemeen reglement van administratie zal hem eigen moeten zijn. Hij zal almede van deze kennis doen blijken door dezelve in toe passing te brengen bij het opmaken van alle zoodanige administra tieve stukken, als de commissie zal noodig achten van hem te vragen, In 1850 was de formatie van de militaire administratie: Intendanten, 1 Intendant le klasse [kolonel], 1 2° [luitenant-kolonel], 8 Onder-intendanten le klasse [majoor], 4 2e klasse [kapitein], 8 Adjunct-intendanten [le luitenant], 7 Aspirant-intendanten (2e luitenant). Betaalmeesters. 6 Betaalmeesters le klasse, 7 2e en 8 Aspirant-betaalmeesters. Het aantal aspirant-intendanten werd in 1852 met een tweetal uitgebreid, doch deze werden bij K. B. van 2 Augustus 1853 weder ingetrokken. Tot 1859 bleef deze formatie van kracht. Bij K. B. van 5 October van dat jaar No. 64 werd eene uitbreiding goedgekeurd en werd de sterkte gebracht op: 1 Intendant le klasse, I 2" 4 Onder-intendanten le klasse, II 2«

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 535