504
6 Adjunct-intendanten,
7 Aspirant-intendanten,
6 Kapitein-kwartiermeesters,
18 Eerste-luitenants-kwartiermeesters,
20 Tweede-luitenants-kwartiermeesters,
14 Adjudanten-onderofficier-kwartiermeesters.
Bij dit K. B. werden dus de benamingen: Betaalmeester der le en
2e klasse en aspirant-betaalmeester resp. veranderd in kapitein,
le luitenant en 2e luitenant-kwartiermeester.
Tengevolge van den oorlogstoestand in de Zuider- en Ooster-Afdee-
ling van Borneo werd deze formatie bij de Gts. B. B. van 15 October
1861 No. 19 en 4 September 1862 No. 15 resp. uitgebreid met 1 onder
intendant 2e klasse en 1 adjunct-intendant.
Yoorts werden bij G. B. dd. 27 Februari 1863 No. 21 vijf adju
danten-onderofficier-kwartiermeesters toegestaan voor de afdeelings-
kleedingmagazijnen te Palembang, Muntok, Singkawang, Makasser
en Amboina.
Bij Kabinetsrescript van Z. M. den Koning dd. 31 Dec. 1853
La. K. 24, bekend gemaakt bij Algemeene Order No. 1 van 1855,
werd eene uniformverandering bevolen. De groote tenue bestond
thans uit:
Eene gesloten jas van donkerblauw officierslaken met eene rij van 9
knoopen, staanden aan de voorzijde schuin uitgesneden kraag, welke
evenals de opslagen van borduursels was voorzien, beslaande uit zil
veren eikentakken op karmozijnkleurig laken en met behoud van de
uitmonstering als voor dien gebruikelijk, dunne doch staande hals
das, witte pantalon, epauletten volgens rang, lage chacot, gegaloneerde
ceinture of sabelkoppel.
De kleine tenue:
Dezelfde jas en uitmonstering als boven omschreven met het ver
schil, dat de borduursels bij dit tenue bestonden uit zilveren sterren,
voorts donkerblauwe pantalon met passepoil, wit gesloten vest, lichte
schouderkwasten of fouragères volgens rang, kwartiermuts met galon
en verlakt lederen sabelkoppel.
De degen bleef bestaan.
Deze uniform werd bij G. B. dd. 26 October 1868 No. 9 ver-