37 Het eene volk ia geneigd spoedig het hoofd in den schoot te leg gen, zoodra 't grooten tegenspoed ondervindt, terwijl het andereden strijd langer zal trachten vol te houden. Wanneer het volk door dwang of opwinding ertoe gebracht is den strijd tegen ons aan te binden, zullen nederlagen bet spoediger er toe brengen de wapens neer te leggeD, dan wanneer h6t door haat bezield wordt. Ook kan een gedeelte der bevolking ons goed gezind zjjn of zich onzijdig houden, 'c Zal echter zaak zijn niet te veel te vertrouwen op deze stemming, daar zij dikwijls geveinsd en een bedreiging door de oorlogspartij voldoende is om dit gedeelte der bevolking hare partij te doen kiezen. De Indische krijgsgeschiedenis biedt hiervan talrijke voorbeelden. Bij ons oorlogvoeren vinden wij een groot voordeel in onze betere bewapening; onze meerdere of mindere superioriteit in dit opzicht is afhankelijk van de wapens, die den vijand ten dienste staan. Tot nog toe waren bij onze veldtochten de partijen, die tegenover ons stonden, slechts gedeeltelijk van vuurwapens voorzien, zoodat wij daardoor reeds in het voordeel waren en onze macht hierdoor reeds minder kon wezen dan die des vijands. Deze geringere sterkte wordt voorts beheerscht door de soort van vuurwapens, waarover de vijand beschikt. Over het algemeen zijn onze inlandsche vijanden bewapend met tromplaadgewereu, die verre achterstaan bij onze vuurwapens. In den Atjeh-oorlog en in de Lombok-expeditie bleek de vijand in het bezit te zijn van een aantal achterlaadgeweren en zelfs van repeteer geweren. Gaan we de gevechtsdispositiën na van den 10en en den 20en Juni 1890 tijdens de expeditie naar Edi, dan vinden we in de eerste: „de vijand is ruim 800 man sterk, waarvan de helft met geweren, meest voorlaad, gewapend" en in de tweede: „volgens berichten is de vijand ongeveer 600 man sterk, waarvan twee derde met geweren bewapend; de helft achterlaadgeweren." Bij de Lombok-expeditie werd het aantal vuurwapens van den vijand op ongeveer 20.000 geschat. In deze gevallen moest onze troepenmacht grooter zijn, dan bij een minder goede bewapening van den vijand het geval zou geweest zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 53