521 - hij het woord richt tot „Een Indisch officier», die Luit Thomson's partij opnam, waar deze door XXX was aangevallen; XXX geeft redenen op, ie hem noopten tot onzachtzinnigheid en als eerste daarvan de „schrome lijke overdrijvingen (ik houd mij thans aan dit minder juiste woord) waar mede de Heeren Thomson en de S. d. B. hun geliefkoosd denkbeeld mijn "„béte noir om 't staatsbelang een onverdiend zetje hebben willen geven Schrijver komt tot feiten: hij brandmerkt de wijze, waarop de Heer Thomson een trouwhartig arti kel van B. in het I. M. T. no. 1 van 1899, uit zijn verband rukt en daaruit conclnsiën trekt, beschamend voor elk waarachtig Vaderlander en daarbij zonder schroom het geheele Indische officierskorps van vreem delingschap beschuldigt; hij vraagt wat te denken van „Een Indisch officier' die hem vrijwel als een unicum signaleert in de meening uitgesproken m het Aug. nummer van „De Indische Gids" in deze woorden: „Want het is niet waar „het is een afschuwelijk verzinsel, 'eene beleedigende beschuldiging, dat "hij als een vreemdeling in zijn vaderland wederkeert"; hij wijst er op hoe „Een Indisch officier" zijn plicht opvat, als hij niet wil zien, dat uit een door luit. Thomson gebruikt citaat gebrek aan waai - deering tegenover de daden der Indische hoogere troepenaanvoerders spreekt. „Men wijze mij" vervolgt XXX „zonder schroom, waar i s gewe heb gedaan aan de goede trouw,waar ik met gewerkt heb "zooals de plicht van een nauwgezet geweten dat voorschrijft, maar men "o-eve bewijzen, zooals ik dat overal deed; men onthoude aan citaten "uit mijn artikelen, waar men meent die tegen mij te kunnen keeren, "ook niet de kern, die daaraan juist de gewenschte beteekenis geeft. Dat dit laatste wel plaats vond, wordt met een voorbeeld, aan het arti kel van „Een Indisch officier" ontleend, aangetoond. XXX komt thans tot eene korte bespreking van de nadere financieele e- schouwingen betreffende het fusievraagstuk door den S d. B. m het Nov. nummer der Mil. Spectator gegeven en al zijn hem die veel sym pathieker dan de vroegere, zijn zegel wil hij er niet aan gehecht gedacht ^Den S d B. treft evenwel een ander verwijt, nl. het publiceeren en commentarieeren van een brief van een Indisch officier, die uit waar achtige vaderlandsliefde" een beslist voorstander van de fusie is. fechrijver neemt den briefschrijver, die trouwens ernstige beschuldigingen egen e Indisch officierskorps inbrengt, beschuldigingen van verraad volgens XXX, duchtig onderhanden, voornamelijk omdat deze heeft opgemer a men in Indië gevoelens kweekt, die meer Indisch dan Nederlandsch zijn. Ik vraag mij thans af, wat ik er van denken moet: Hier hebben we een Indisch officier, die teekenen van verraad ziet, nog wel bescheiden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1900 | | pagina 553